Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. beladen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de beladen de neerlandés a español

beladen:

beladen adj.

  1. beladen

beladen verbo (belaad, belaadt, belaadde, belaadden, beladen)

  1. beladen (bevrachten; laden)
    cargar; fletar; recargar

Conjugaciones de beladen:

o.t.t.
  1. belaad
  2. belaadt
  3. belaadt
  4. beladen
  5. beladen
  6. beladen
o.v.t.
  1. belaadde
  2. belaadde
  3. belaadde
  4. belaadden
  5. belaadden
  6. belaadden
v.t.t.
  1. heb beladen
  2. hebt beladen
  3. heeft beladen
  4. hebben beladen
  5. hebben beladen
  6. hebben beladen
v.v.t.
  1. had beladen
  2. had beladen
  3. had beladen
  4. hadden beladen
  5. hadden beladen
  6. hadden beladen
o.t.t.t.
  1. zal beladen
  2. zult beladen
  3. zal beladen
  4. zullen beladen
  5. zullen beladen
  6. zullen beladen
o.v.t.t.
  1. zou beladen
  2. zou beladen
  3. zou beladen
  4. zouden beladen
  5. zouden beladen
  6. zouden beladen
diversen
  1. belaad!
  2. belaadt!
  3. beladen
  4. beladend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beladen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cargar belasting; bevrachting; laden; vracht
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cargar beladen; bevrachten; laden belasten; factureren; in rekening brengen; inladen; laden; op iets laden; opdragen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; plomberen; sjouwen; torsen; uploaden; vullen; zeulen
fletar beladen; bevrachten; laden charteren; huren; opladen elektriciteit; opnieuw laden
recargar beladen; bevrachten; laden herladen; inladen; laden; opladen elektriciteit; opnieuw laden
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
agobiado beladen
cargado beladen belast; bezwaard; duf; gevuld; muf; opgeladen; opgevuld; stoffig; suf; vol; volgestopt

Palabras relacionadas con "beladen":

  • beladenheid

Wiktionary: beladen

beladen
verb
  1. een lading aanbrengen op een lastdier of een voer- of vaartuig