Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. escaleren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de escaleren de neerlandés a español

escaleren:

escaleren verbo (escaleert, escaleerde, geëscaleerd)

  1. escaleren (uit de hand lopen)

Conjugaciones de escaleren:

o.t.t.
  1. escaleert
  2. escaleren
o.v.t.
  1. escaleerde
  2. escaleerden
v.t.t.
  1. is geëscaleerd
  2. zijn geëscaleerd
v.v.t.
  1. was geëscaleerd
  2. waren geëscaleerd
o.t.t.t.
  1. zal escaleren
  2. zullen escaleren
o.v.t.t.
  1. zou escaleren
  2. zouden escaleren
diversen
  1. geëscaleerd
  2. escalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for escaleren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
acrecentarse escaleren; uit de hand lopen
agravarse escaleren; uit de hand lopen
empeorarse escaleren; uit de hand lopen
escalar escaleren; uit de hand lopen beklimmen; beroven; binnen breken; de hoogte ingaan; een inbraak doen; in de lucht omhoogstijgen; inbreken; inklimmen; omhoogrijzen; oprijzen; opstijgen; rijzen; schaal aanpassen; stijgen