Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. gereinigd:
  2. reinigen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de gereinigd de neerlandés a español

gereinigd:


reinigen:

reinigen [znw.] sustantivo

  1. reinigen (schoonmaken; schoonmaak; reiniging; )
    la limpieza

reinigen verbo (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)

  1. reinigen (in zedelijk opzicht zuiveren; kuisen; klaren; louteren)
  2. reinigen (schoonmaken; zuiveren; schoonpoetsen)
  3. reinigen (uitmesten; opruimen; schoonmaken; uitruimen)

Conjugaciones de reinigen:

o.t.t.
  1. reinig
  2. reinigt
  3. reinigt
  4. reinigen
  5. reinigen
  6. reinigen
o.v.t.
  1. reinigde
  2. reinigde
  3. reinigde
  4. reinigden
  5. reinigden
  6. reinigden
v.t.t.
  1. heb gereinigd
  2. hebt gereinigd
  3. heeft gereinigd
  4. hebben gereinigd
  5. hebben gereinigd
  6. hebben gereinigd
v.v.t.
  1. had gereinigd
  2. had gereinigd
  3. had gereinigd
  4. hadden gereinigd
  5. hadden gereinigd
  6. hadden gereinigd
o.t.t.t.
  1. zal reinigen
  2. zult reinigen
  3. zal reinigen
  4. zullen reinigen
  5. zullen reinigen
  6. zullen reinigen
o.v.t.t.
  1. zou reinigen
  2. zou reinigen
  3. zou reinigen
  4. zouden reinigen
  5. zouden reinigen
  6. zouden reinigen
en verder
  1. ben gereinigd
  2. bent gereinigd
  3. is gereinigd
  4. zijn gereinigd
  5. zijn gereinigd
  6. zijn gereinigd
diversen
  1. reinig!
  2. reinigt!
  3. gereinigd
  4. reinigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for reinigen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
limpiar afnemen; afstoffen; afwissen; boenen
limpieza kuis; kuising; opruiming; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; wassen; wassing; zuivering keurigheid; netheid; onberispelijkheid; openhartigheid; openheid; opgeruimdheid; oprechtheid; ordelijkheid; properheid; rondborstigheid; rondheid; schoonmaakbeurt; schoonmaakwerk; schrobben; smetteloosheid; zindelijkheid
purgar laxeren; purgeren
quitar afzetten; amputatie; amputeren; ontnemen; verwijderen; wegnemen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
depurar reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren fouten opsporen
desinfectar reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren desinfecteren; ontsmetten
expurgar in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
limpiar opruimen; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitmesten; uitruimen; zuiveren afvegen; afwissen; gladmaken; gladwrijven; kaken; klusje opknappen; klussen; opschonen; schoon maken; uitgommen; uitsnijden; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vis kaken; vlakken; wegvegen; wissen
limpiar a fondo opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen flink poetsen; grondig schoonmaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; stalmesten; tornen; uithalen; uittrekken
purgar in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren laxeren; purgeren
purificar in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren
quitar reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren afhelpen; afnemen; afvegen; afwissen; afzonderen; beroven; beroven van; bevrijden van; depriveren; ecarteren; erafhalen; leegplunderen; lichten; loshalen; naar buiten halen; ontnemen; ontstelen; plunderen; roven; ruimen; te kort doen; uithalen; uitnemen; uitplunderen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegwerken
- schoonmaken

Sinónimos de "reinigen":


Antónimos de "reinigen":


Definiciones relacionadas de "reinigen":

  1. het vuil eraf halen, wassen of poetsen1
    • moet je deze kleren niet reinigen?1

Wiktionary: reinigen

reinigen
verb
  1. zichtbare en onzichtbare vervuiling van een oppervlak verwijderen

Cross Translation:
FromToVia
reinigen limpiar clean — (transitive) to remove dirt from a place or object
reinigen purificar; lavar; limpiar cleanse — clean, purify
reinigen purificar purify — cleanse something of impurities
reinigen purificar; limpiar; adelgazar purifierrendre pur, ôter ce qu’il y a d’impur, de grossier, d’étranger.