Neerlandés

Traducciones detalladas de omkiepen de neerlandés a español

omkiepen:

omkiepen verbo (kiep om, kiept om, kiepte om, kiepten om, omgekiept)

  1. omkiepen (omverwerpen; omvergooien; omgooien; omwerpen; omkieperen)

Conjugaciones de omkiepen:

o.t.t.
  1. kiep om
  2. kiept om
  3. kiept om
  4. kiepen om
  5. kiepen om
  6. kiepen om
o.v.t.
  1. kiepte om
  2. kiepte om
  3. kiepte om
  4. kiepten om
  5. kiepten om
  6. kiepten om
v.t.t.
  1. heb omgekiept
  2. hebt omgekiept
  3. heeft omgekiept
  4. hebben omgekiept
  5. hebben omgekiept
  6. hebben omgekiept
v.v.t.
  1. had omgekiept
  2. had omgekiept
  3. had omgekiept
  4. hadden omgekiept
  5. hadden omgekiept
  6. hadden omgekiept
o.t.t.t.
  1. zal omkiepen
  2. zult omkiepen
  3. zal omkiepen
  4. zullen omkiepen
  5. zullen omkiepen
  6. zullen omkiepen
o.v.t.t.
  1. zou omkiepen
  2. zou omkiepen
  3. zou omkiepen
  4. zouden omkiepen
  5. zouden omkiepen
  6. zouden omkiepen
en verder
  1. ben omgekiept
  2. bent omgekiept
  3. is omgekiept
  4. zijn omgekiept
  5. zijn omgekiept
  6. zijn omgekiept
diversen
  1. kiep om!
  2. kiept om!
  3. omgekiept
  4. omkiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omkiepen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
derribar doodschieten; neerleggen; neerschieten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
caerse omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen afknappen; buitelen; doordringen; duikelen; er vanaf breken; eraf vallen; imploderen; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerstorten; neervallen; omlaagstorten; omlaagvallen; op de grond vallen; penetreren; sterk afnemen; teruglopen; vallen
cambiar completamente omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen
derribar omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; dompen; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kantelen; kappen; kiepen; leggen; naar beneden werpen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; neerwerpen; neerzetten; omduwen; omhakken; omlaag werpen; omslaan; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vlakken; vloeren; wegvagen; wegvegen; wippen; wissen; zetten
derrocar omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen afbakenen; afpalen; afsmijten; afwerpen; afzetten; amputeren; begrenzen; beknotten; beperken; omduwen; omlijnen; omstoten; omverstoten
echar por tierra omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen omduwen; omstoten; omverstoten
girar bruscamente omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen
hacer caer omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen omduwen; omstoten; omverrukken; omverstoten
refutar omgooien; omkiepen; omkieperen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen ontkrachten; ontzenuwen; refuteren; weerleggen