Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. raspen:
  2. rasp:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de raspen de neerlandés a español

raspen:

raspen verbo (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)

  1. raspen (schaven; schuren)
    raspar; rallar

Conjugaciones de raspen:

o.t.t.
  1. rasp
  2. raspt
  3. raspt
  4. raspen
  5. raspen
  6. raspen
o.v.t.
  1. raspte
  2. raspte
  3. raspte
  4. raspten
  5. raspten
  6. raspten
v.t.t.
  1. heb geraspt
  2. hebt geraspt
  3. heeft geraspt
  4. hebben geraspt
  5. hebben geraspt
  6. hebben geraspt
v.v.t.
  1. had geraspt
  2. had geraspt
  3. had geraspt
  4. hadden geraspt
  5. hadden geraspt
  6. hadden geraspt
o.t.t.t.
  1. zal raspen
  2. zult raspen
  3. zal raspen
  4. zullen raspen
  5. zullen raspen
  6. zullen raspen
o.v.t.t.
  1. zou raspen
  2. zou raspen
  3. zou raspen
  4. zouden raspen
  5. zouden raspen
  6. zouden raspen
en verder
  1. is geraspt
  2. zijn geraspt
diversen
  1. rasp!
  2. raspt!
  3. geraspt
  4. raspend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for raspen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
raspar krabsel
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
rallar raspen; schaven; schuren
raspar raspen; schaven; schuren afkrabben; afschrappen; schrapen; schrappen; te niet doen; wegkrabben

Palabras relacionadas con "raspen":


Wiktionary: raspen


Cross Translation:
FromToVia
raspen rallar grate — shred

raspen forma de rasp:

rasp [de ~] sustantivo

  1. de rasp
    el rallador

Translation Matrix for rasp:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rallador rasp schaaf

Palabras relacionadas con "rasp":


Wiktionary: rasp


Cross Translation:
FromToVia
rasp rallador; ralladora grater — A tool with which one grates