Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. souperen:
  2. souper:


Neerlandés

Traducciones detalladas de souperen de neerlandés a español

souperen:

souperen verbo (soupeer, soupeert, soupeerde, soupeerden, gesoupeerd)

  1. souperen
    cenar

Conjugaciones de souperen:

o.t.t.
  1. soupeer
  2. soupeert
  3. soupeert
  4. souperen
  5. souperen
  6. souperen
o.v.t.
  1. soupeerde
  2. soupeerde
  3. soupeerde
  4. soupeerden
  5. soupeerden
  6. soupeerden
v.t.t.
  1. heb gesoupeerd
  2. hebt gesoupeerd
  3. heeft gesoupeerd
  4. hebben gesoupeerd
  5. hebben gesoupeerd
  6. hebben gesoupeerd
v.v.t.
  1. had gesoupeerd
  2. had gesoupeerd
  3. had gesoupeerd
  4. hadden gesoupeerd
  5. hadden gesoupeerd
  6. hadden gesoupeerd
o.t.t.t.
  1. zal souperen
  2. zult souperen
  3. zal souperen
  4. zullen souperen
  5. zullen souperen
  6. zullen souperen
o.v.t.t.
  1. zou souperen
  2. zou souperen
  3. zou souperen
  4. zouden souperen
  5. zouden souperen
  6. zouden souperen
en verder
  1. ben gesoupeerd
  2. bent gesoupeerd
  3. is gesoupeerd
  4. zijn gesoupeerd
  5. zijn gesoupeerd
  6. zijn gesoupeerd
diversen
  1. soupeer!
  2. soupeert!
  3. gesoupeerd
  4. souperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for souperen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cenar souperen consumeren; dineren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schaften; tafelen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen

Palabras relacionadas con "souperen":


souperen forma de souper:

souper [het ~] sustantivo

  1. het souper (feestdiner)
    la cena; el banquete

Translation Matrix for souper:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
banquete feestdiner; souper banket; eetcafé; eetgelegenheid; eethuis; eethuisje; feestdiner; feestdis; feestmaal; galadiner; gelag; restaurant; restauratie; smulpartij
cena feestdiner; souper avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; diner

Palabras relacionadas con "souper":

  • souperen, soupers, soupertje, soupertjes