Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. tegenspreken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de tegenspreken de neerlandés a español

tegenspreken:

tegenspreken verbo (spreek tegen, spreekt tegen, sprak tegen, spraken tegen, tegengesproken)

  1. tegenspreken (protesteren; tegenwerpen; weerspreken)
  2. tegenspreken (weerspreken; in tegenspraak zijn met)
  3. tegenspreken (tegenwerpen; opponeren)
    oponer

Conjugaciones de tegenspreken:

o.t.t.
  1. spreek tegen
  2. spreekt tegen
  3. spreekt tegen
  4. spreken tegen
  5. spreken tegen
  6. spreken tegen
o.v.t.
  1. sprak tegen
  2. sprak tegen
  3. sprak tegen
  4. spraken tegen
  5. spraken tegen
  6. spraken tegen
v.t.t.
  1. heb tegengesproken
  2. hebt tegengesproken
  3. heeft tegengesproken
  4. hebben tegengesproken
  5. hebben tegengesproken
  6. hebben tegengesproken
v.v.t.
  1. had tegengesproken
  2. had tegengesproken
  3. had tegengesproken
  4. hadden tegengesproken
  5. hadden tegengesproken
  6. hadden tegengesproken
o.t.t.t.
  1. zal tegenspreken
  2. zult tegenspreken
  3. zal tegenspreken
  4. zullen tegenspreken
  5. zullen tegenspreken
  6. zullen tegenspreken
o.v.t.t.
  1. zou tegenspreken
  2. zou tegenspreken
  3. zou tegenspreken
  4. zouden tegenspreken
  5. zouden tegenspreken
  6. zouden tegenspreken
en verder
  1. ben tegengesproken
  2. bent tegengesproken
  3. is tegengesproken
  4. zijn tegengesproken
  5. zijn tegengesproken
  6. zijn tegengesproken
diversen
  1. spreek tegen!
  2. spreekt tegen!
  3. tegengesproken
  4. tegensprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tegenspreken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
discutir ruzie maken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
argumentar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; beredeneren; betogen; demonstreren; disputeren; redeneren; redetwisten; twisten
argüir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
contradecir in tegenspraak zijn met; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; disputeren; logenstraffen; loochenen; redetwisten; twisten; verloochenen; verzaken
debatir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken bediscussiëren; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over
desmentir in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verzaken
discutir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; bakkeleien; bediscussiëren; bekvechten; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; hakketakken; kiften; kijven; krakelen; overleg voeren; praten over; redetwisten; ruzie hebben; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten; uitpraten; uitspreken
negar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken achterhouden; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; behouden; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; opzijleggen; reserveren; ricocheren; terughouden; verbieden; verloochenen; verwerpen; verzaken; weigeren
objetar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
oponer opponeren; tegenspreken; tegenwerpen
protestar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken appelleren; appèl aantekenen
rebatir protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; argumenteren; disputeren; ontkrachten; ontzenuwen; redetwisten; ricocheren; twisten; verwerpen; weerleggen
replicar protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken argumenteren; deelnemen; disputeren; redetwisten; twisten

Wiktionary: tegenspreken

tegenspreken
verb
  1. zich met woorden verzetten

Cross Translation:
FromToVia
tegenspreken contradecir contradict — deny the truth of (a statement or statements)
tegenspreken contradecir contradict — deny the truth of statements made by (a person)
tegenspreken impugnar gainsay — to deny; to contradict
tegenspreken discutir; objetar; contradecir contester — Mettre en discussion ce que quelqu’un revendique.
tegenspreken discutir; objetar; contradecir disputer — Être en discussion plus ou moins vif à propos d’opinions, d’intérêts.