Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. uitdeuken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitdeuken de neerlandés a español

uitdeuken:

uitdeuken verbo (deuk uit, deukt uit, deukte uit, deukten uit, uitgedeukt)

  1. uitdeuken (uitkloppen)

Conjugaciones de uitdeuken:

o.t.t.
  1. deuk uit
  2. deukt uit
  3. deukt uit
  4. deuken uit
  5. deuken uit
  6. deuken uit
o.v.t.
  1. deukte uit
  2. deukte uit
  3. deukte uit
  4. deukten uit
  5. deukten uit
  6. deukten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedeukt
  2. hebt uitgedeukt
  3. heeft uitgedeukt
  4. hebben uitgedeukt
  5. hebben uitgedeukt
  6. hebben uitgedeukt
v.v.t.
  1. had uitgedeukt
  2. had uitgedeukt
  3. had uitgedeukt
  4. hadden uitgedeukt
  5. hadden uitgedeukt
  6. hadden uitgedeukt
o.t.t.t.
  1. zal uitdeuken
  2. zult uitdeuken
  3. zal uitdeuken
  4. zullen uitdeuken
  5. zullen uitdeuken
  6. zullen uitdeuken
o.v.t.t.
  1. zou uitdeuken
  2. zou uitdeuken
  3. zou uitdeuken
  4. zouden uitdeuken
  5. zouden uitdeuken
  6. zouden uitdeuken
en verder
  1. ben uitgedeukt
  2. bent uitgedeukt
  3. is uitgedeukt
  4. zijn uitgedeukt
  5. zijn uitgedeukt
  6. zijn uitgedeukt
diversen
  1. deuk uit!
  2. deukt uit!
  3. uitgedeukt
  4. uitdeukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitdeuken [znw.] sustantivo

  1. uitdeuken
    el desabollar

Translation Matrix for uitdeuken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
desabollar uitdeuken rechtkloppen
sacudir afschudden; geschok; geschud
vaciar leegmaken; uitladen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
desabollar uitdeuken; uitkloppen
sacudir uitdeuken; uitkloppen afkeuren; afschudden; afstemmen; afwijzen; beven; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; schudden; stof afkloppen; trillen; uitplunderen; uitschudden; verwerpen
vaciar uitdeuken; uitkloppen afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; plunderen; ruimen; tornen; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen