Neerlandés

Traducciones detalladas de wissen de neerlandés a español

wissen:

wissen verbo (wis, wist, wiste, wisten, gewist)

  1. wissen (uitvlakken; uitwissen; wegvegen; )
  2. wissen
    borrar

Conjugaciones de wissen:

o.t.t.
  1. wis
  2. wist
  3. wist
  4. wissen
  5. wissen
  6. wissen
o.v.t.
  1. wiste
  2. wiste
  3. wiste
  4. wisten
  5. wisten
  6. wisten
v.t.t.
  1. heb gewist
  2. hebt gewist
  3. heeft gewist
  4. hebben gewist
  5. hebben gewist
  6. hebben gewist
v.v.t.
  1. had gewist
  2. had gewist
  3. had gewist
  4. hadden gewist
  5. hadden gewist
  6. hadden gewist
o.t.t.t.
  1. zal wissen
  2. zult wissen
  3. zal wissen
  4. zullen wissen
  5. zullen wissen
  6. zullen wissen
o.v.t.t.
  1. zou wissen
  2. zou wissen
  3. zou wissen
  4. zouden wissen
  5. zouden wissen
  6. zouden wissen
diversen
  1. wis!
  2. wist!
  3. gewist
  4. wissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wissen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
derribar doodschieten; neerleggen; neerschieten
limpiar afnemen; afstoffen; afwissen; boenen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
barrer uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afvegen; begeleiden; bezemen; leiden; meevoeren; opvegen; schoonborstelen; schoonvegen; vegen; voeren; wegpinken; wegvegen
borrar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen
derribar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; dompen; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kantelen; kappen; kiepen; leggen; naar beneden werpen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; neerwerpen; neerzetten; omduwen; omgooien; omhakken; omkiepen; omkieperen; omlaag werpen; omslaan; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; omverwerpen; omwerpen; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitroeien; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vloeren; wegvagen; wippen; zetten
erradicar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen uitroeien; wegvagen
hacer desaparecer uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen uitroeien; vagen; wegvagen
limpiar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afvegen; afwissen; gladmaken; gladwrijven; kaken; klusje opknappen; klussen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonmaken; schoonpoetsen; uitmesten; uitruimen; uitsnijden; vis kaken; zuiveren

Palabras relacionadas con "wissen":

  • wis

Antónimos de "wissen":


Definiciones relacionadas de "wissen":

  1. het er vanaf vegen1
    • hij wiste zich het zweet van het voorhoofd1

Wiktionary: wissen

wissen
verb
  1. (overgankelijk) het niet meer laten bestaan van

Cross Translation:
FromToVia
wissen tachar; borrar strike — to delete
wissen formatear wipe — erase a computer disk
wissen borrar effacer — Faire disparaître plus ou moins, parler de la forme, des couleurs de quelque chose.

wis:


Palabras relacionadas con "wis":


Wiktionary: wis


Cross Translation:
FromToVia
wis sano y salvo; seguro; firme; sin peligro; de confianza; fidedigno; digno de confianza; cierto sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.