Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. betreden:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de betreden de neerlandés a francés

betreden:

betreden verbo (betreed, betreedt, betrad, betraden, betreden)

  1. betreden (binnentreden; binnenkomen; ingaan; )
    entrer; rentrer; entrer dans; entrer en vigueur; pénétrer dans; pénétrer
    • entrer verbo (entre, entres, entrons, entrez, )
    • rentrer verbo (rentre, rentres, rentrons, rentrez, )
    • entrer dans verbo
    • pénétrer verbo (pénètre, pénètres, pénétrons, pénétrez, )
  2. betreden (bewandelen; te voet afleggen; belopen)
    entrer dans; marcher sur; suivre; passer par
    • entrer dans verbo
    • marcher sur verbo
    • suivre verbo (suis, suit, suivons, suivez, )
    • passer par verbo
  3. betreden

Conjugaciones de betreden:

o.t.t.
  1. betreed
  2. betreedt
  3. betreedt
  4. betreden
  5. betreden
  6. betreden
o.v.t.
  1. betrad
  2. betrad
  3. betrad
  4. betraden
  5. betraden
  6. betraden
v.t.t.
  1. heb betreden
  2. hebt betreden
  3. heeft betreden
  4. hebben betreden
  5. hebben betreden
  6. hebben betreden
v.v.t.
  1. had betreden
  2. had betreden
  3. had betreden
  4. hadden betreden
  5. hadden betreden
  6. hadden betreden
o.t.t.t.
  1. zal betreden
  2. zult betreden
  3. zal betreden
  4. zullen betreden
  5. zullen betreden
  6. zullen betreden
o.v.t.t.
  1. zou betreden
  2. zou betreden
  3. zou betreden
  4. zouden betreden
  5. zouden betreden
  6. zouden betreden
diversen
  1. betreed!
  2. betreedt!
  3. betreden
  4. betredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for betreden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
entrer betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan binnen gaan; doen in; inbrengen; indoen; instoppen; intikken; intoetsen; intypen; invoeren; penetreren
entrer dans belopen; betreden; bewandelen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan; te voet afleggen binnendringen; binnenrijden; binnenvallen; binnenvaren; importeren; indringen; infiltreren; inrijden; instappen; invallen; invaren; invoeren
entrer en vigueur betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aanbreken; aanvangen; beginnen; een begin nemen; in werking treden; starten; van start gaan
marcher sur belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen overheen gaan
passer par belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen doorkomen; erdoor rijden
pénétrer betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan bereiken; binnen gaan; doorboren; doordringen; doorgronden; gaatjes maken in; inprenten; op het hart drukken; penetreren; penetreren in; perforeren
pénétrer dans betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; bezoeken; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; inlopen; invallen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; penetreren; voorbijkomen; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen
rentrer betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan binnenrijden; binnenzetten; inhalen; inrijden; keren; naar binnen halen; omkeren; retourneren; teruggaan; terugkeren; terugkomen; wederkeren; weerkeren
suivre belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen achternagaan; achternalopen; bijbenen; bijblijven; bijhouden; gehoorzamen; komen na; luisteren; naleven; nalopen; navolgen; opvolgen; traceren; volgen

Wiktionary: betreden

betreden
verb
  1. Marcher sur

Cross Translation:
FromToVia
betreden monter betreten — auf eine Fläche steigen
betreden entrer betreten — in einen Raum gehen
betreden fouler tread — to step on