Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. opleggen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opleggen de neerlandés a francés

opleggen:

opleggen verbo (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)

  1. opleggen
    imposer
    • imposer verbo (impose, imposes, imposons, imposez, )

Conjugaciones de opleggen:

o.t.t.
  1. leg op
  2. legt op
  3. legt op
  4. leggen op
  5. leggen op
  6. leggen op
o.v.t.
  1. legde op
  2. legde op
  3. legde op
  4. legden op
  5. legden op
  6. legden op
v.t.t.
  1. heb opgelegd
  2. hebt opgelegd
  3. heeft opgelegd
  4. hebben opgelegd
  5. hebben opgelegd
  6. hebben opgelegd
v.v.t.
  1. had opgelegd
  2. had opgelegd
  3. had opgelegd
  4. hadden opgelegd
  5. hadden opgelegd
  6. hadden opgelegd
o.t.t.t.
  1. zal opleggen
  2. zult opleggen
  3. zal opleggen
  4. zullen opleggen
  5. zullen opleggen
  6. zullen opleggen
o.v.t.t.
  1. zou opleggen
  2. zou opleggen
  3. zou opleggen
  4. zouden opleggen
  5. zouden opleggen
  6. zouden opleggen
en verder
  1. ben opgelegd
  2. bent opgelegd
  3. is opgelegd
  4. zijn opgelegd
  5. zijn opgelegd
  6. zijn opgelegd
diversen
  1. leg op!
  2. legt op!
  3. opgelegd
  4. opleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opleggen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
imposer forceren; opdringen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
imposer opleggen aandringen; aanhouden; aanvallen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; op iets aandringen; opzadelen; overvallen
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
imposer imponeren

Sinónimos de "opleggen":


Definiciones relacionadas de "opleggen":

  1. zeggen dat hij het moet doen1
    • de rechter heeft mij een flinke straf opgelegd1


Traducciones relacionadas de opleggen