Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. uitkeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitkeren de neerlandés a francés

uitkeren:

uitkeren verbo (keer uit, keert uit, keerde uit, keerden uit, uitgekeerd)

  1. uitkeren
    allouer; verser; distribuer
    • allouer verbo (alloue, alloues, allouons, allouez, )
    • verser verbo (verse, verses, versons, versez, )
    • distribuer verbo (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )

Conjugaciones de uitkeren:

o.t.t.
  1. keer uit
  2. keert uit
  3. keert uit
  4. keren uit
  5. keren uit
  6. keren uit
o.v.t.
  1. keerde uit
  2. keerde uit
  3. keerde uit
  4. keerden uit
  5. keerden uit
  6. keerden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekeerd
  2. hebt uitgekeerd
  3. heeft uitgekeerd
  4. hebben uitgekeerd
  5. hebben uitgekeerd
  6. hebben uitgekeerd
v.v.t.
  1. had uitgekeerd
  2. had uitgekeerd
  3. had uitgekeerd
  4. hadden uitgekeerd
  5. hadden uitgekeerd
  6. hadden uitgekeerd
o.t.t.t.
  1. zal uitkeren
  2. zult uitkeren
  3. zal uitkeren
  4. zullen uitkeren
  5. zullen uitkeren
  6. zullen uitkeren
o.v.t.t.
  1. zou uitkeren
  2. zou uitkeren
  3. zou uitkeren
  4. zouden uitkeren
  5. zouden uitkeren
  6. zouden uitkeren
en verder
  1. ben uitgekeerd
  2. bent uitgekeerd
  3. is uitgekeerd
  4. zijn uitgekeerd
  5. zijn uitgekeerd
  6. zijn uitgekeerd
diversen
  1. keer uit!
  2. keert uit!
  3. uitgekeerd
  4. uitkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
allouer uitkeren distribueren; ronddelen; toewijzen; uitreiken; verdelen
distribuer uitkeren afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; distribueren; geven; gunnen; gunst verlenen; rondbrengen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondzenden; schenken; thuisbezorgen; uitdelen; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
verser uitkeren bijstorten; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; deponeren; distribueren; doneren; geld overmaken; geven; gieten; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overboeken; overgieten; overschenken; overschrijven; overstorten; overzenden; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitreiken; uitschenken; uitstorten; verdelen; vergieten; verstrekken

Wiktionary: uitkeren

uitkeren
verb
  1. Donner de l’argent pour un bien ou un service