Neerlandés

Traducciones detalladas de aanblazen de neerlandés a francés

aanblazen:

aanblazen verbo (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)

  1. aanblazen (doen opvlammen; aanwakkeren)
    stimuler; souffler sur; attiser; activer; tisonner; faire monter; ranimer
    • stimuler verbo (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • souffler sur verbo
    • attiser verbo (attise, attises, attisons, attisez, )
    • activer verbo (active, actives, activons, activez, )
    • tisonner verbo (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • faire monter verbo
    • ranimer verbo (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
  2. aanblazen (stoken; opstoken; poken; )
    aviver; énerver; agacer; semer la discorde; attiser; inciter à; tisonner; encourager; exciter; activer; ranimer; ameuter; exciter à
    • aviver verbo (avive, avives, avivons, avivez, )
    • énerver verbo (énerve, énerves, énervons, énervez, )
    • agacer verbo (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • attiser verbo (attise, attises, attisons, attisez, )
    • inciter à verbo
    • tisonner verbo (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • encourager verbo (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • exciter verbo (excite, excites, excitons, excitez, )
    • activer verbo (active, actives, activons, activez, )
    • ranimer verbo (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • ameuter verbo (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • exciter à verbo

Conjugaciones de aanblazen:

o.t.t.
  1. blaas aan
  2. blaast aan
  3. blaast aan
  4. blazen aan
  5. blazen aan
  6. blazen aan
o.v.t.
  1. blies aan
  2. blies aan
  3. blies aan
  4. bliezen aan
  5. bliezen aan
  6. bliezen aan
v.t.t.
  1. heb aangeblazen
  2. hebt aangeblazen
  3. heeft aangeblazen
  4. hebben aangeblazen
  5. hebben aangeblazen
  6. hebben aangeblazen
v.v.t.
  1. had aangeblazen
  2. had aangeblazen
  3. had aangeblazen
  4. hadden aangeblazen
  5. hadden aangeblazen
  6. hadden aangeblazen
o.t.t.t.
  1. zal aanblazen
  2. zult aanblazen
  3. zal aanblazen
  4. zullen aanblazen
  5. zullen aanblazen
  6. zullen aanblazen
o.v.t.t.
  1. zou aanblazen
  2. zou aanblazen
  3. zou aanblazen
  4. zouden aanblazen
  5. zouden aanblazen
  6. zouden aanblazen
diversen
  1. blaas aan!
  2. blaast aan!
  3. aangeblazen
  4. aanblazende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanblazen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
activer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; doen opvlammen; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
agacer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken ergeren; irriteren; jennen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; op de zenuwen werken; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; zieken
ameuter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; stimuleren
attiser aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; doen opvlammen; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
aviver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bemoedigen; iets aanstoken; motiveren; opleven; oppoken; opporren; opwekken; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen
encourager aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
exciter aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
exciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; bemoedigen; iets aanstoken; oppoken; opstoken; stimuleren; toemoedigen
faire monter aanblazen; aanwakkeren; doen opvlammen aanzwiepen; doen stijgen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
inciter à aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; porren; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
ranimer aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; doen opvlammen; oppoken; opstoken; poken; stoken aanmoedigen; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opwekken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
semer la discorde aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken
souffler sur aanblazen; aanwakkeren; doen opvlammen
stimuler aanblazen; aanwakkeren; doen opvlammen aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
tisonner aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; doen opvlammen; oppoken; opstoken; poken; stoken aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; bemoedigen; opjutten; oppoken; opporren; porren; stimuleren; toemoedigen
énerver aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; ergeren; irriteren; nerveus maken; op de zenuwen werken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; vervelen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
activer inschakelen