Neerlandés

Traducciones detalladas de aanleveren de neerlandés a francés

aanleveren:

aanleveren verbo (lever aan, levert aan, leverde aan, leverden aan, aangeleverd)

  1. aanleveren (leveren; bezorgen; brengen; )
    fournir; délivrer; livrer; apporter; procurer; porter à domicile; livrer à domicile
    • fournir verbo (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • délivrer verbo (délivre, délivres, délivrons, délivrez, )
    • livrer verbo (livre, livres, livrons, livrez, )
    • apporter verbo (apporte, apportes, apportons, apportez, )
    • procurer verbo (procure, procures, procurons, procurez, )

Conjugaciones de aanleveren:

o.t.t.
  1. lever aan
  2. levert aan
  3. levert aan
  4. leveren aan
  5. leveren aan
  6. leveren aan
o.v.t.
  1. leverde aan
  2. leverde aan
  3. leverde aan
  4. leverden aan
  5. leverden aan
  6. leverden aan
v.t.t.
  1. heb aangeleverd
  2. hebt aangeleverd
  3. heeft aangeleverd
  4. hebben aangeleverd
  5. hebben aangeleverd
  6. hebben aangeleverd
v.v.t.
  1. had aangeleverd
  2. had aangeleverd
  3. had aangeleverd
  4. hadden aangeleverd
  5. hadden aangeleverd
  6. hadden aangeleverd
o.t.t.t.
  1. zal aanleveren
  2. zult aanleveren
  3. zal aanleveren
  4. zullen aanleveren
  5. zullen aanleveren
  6. zullen aanleveren
o.v.t.t.
  1. zou aanleveren
  2. zou aanleveren
  3. zou aanleveren
  4. zouden aanleveren
  5. zouden aanleveren
  6. zouden aanleveren
diversen
  1. lever aan!
  2. levert aan!
  3. aangeleverd
  4. aanleverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanleveren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
apporter aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afleveren; bestellen; bezorgen; bijdragen; brengen; erop vooruit gaan; langs brengen; meebrengen; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; naartoe brengen; omhoogdragen; omhoogleiden; opwaarts dragen; rondbrengen; thuisbezorgen; vooruitkomen; vorderen
délivrer aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afhelpen; bevrijden; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; ontzetten; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijlaten
fournir aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren aan tafel bedienen; afleveren; bedienen; bestellen; bezorgen; brengen; distribueren; fourneren; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opdienen; opdissen; rondbrengen; ronddelen; schenken; thuisbezorgen; uitreiken; verdelen; verlenen; verschaffen; verstrekken; versturen; voorzetten; zenden; zich iets verschaffen
livrer aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren aangeven; aanreiken; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opbrengen; opleveren; overgeven; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toedragen; toesteken; toevoeren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
livrer à domicile aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen
porter à domicile aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen
procurer aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren distribueren; geven; gunnen; gunst verlenen; ronddelen; schenken; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken