Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. bekorten:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bekorten de neerlandés a francés

bekorten:

bekorten verbo (bekort, bekortte, bekortten, bekort)

  1. bekorten
    raccourcir; écourter; diminuer; réduire; abréger
    • raccourcir verbo (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )
    • écourter verbo (écourte, écourtes, écourtons, écourtez, )
    • diminuer verbo (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )
    • réduire verbo (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • abréger verbo (abrège, abrèges, abrégeons, abrégez, )

Conjugaciones de bekorten:

o.t.t.
  1. bekort
  2. bekort
  3. bekort
  4. bekorten
  5. bekorten
  6. bekorten
o.v.t.
  1. bekortte
  2. bekortte
  3. bekortte
  4. bekortten
  5. bekortten
  6. bekortten
v.t.t.
  1. heb bekort
  2. hebt bekort
  3. heeft bekort
  4. hebben bekort
  5. hebben bekort
  6. hebben bekort
v.v.t.
  1. had bekort
  2. had bekort
  3. had bekort
  4. hadden bekort
  5. hadden bekort
  6. hadden bekort
o.t.t.t.
  1. zal bekorten
  2. zult bekorten
  3. zal bekorten
  4. zullen bekorten
  5. zullen bekorten
  6. zullen bekorten
o.v.t.t.
  1. zou bekorten
  2. zou bekorten
  3. zou bekorten
  4. zouden bekorten
  5. zouden bekorten
  6. zouden bekorten
diversen
  1. bekort!
  2. bekort!
  3. bekort
  4. bekortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekorten [znw.] sustantivo

  1. bekorten (korter maken; inkorten; verkorten)
    le raccourcissement; l'abrègement

Translation Matrix for bekorten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
abrègement bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
diminuer slijten; verslijten
raccourcissement bekorten; inkorten; korter maken; verkorten inkorting; inname; inperking; korting; prijsvermindering; reductie; verkrappen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abréger bekorten afkorten; inkorten; korten
diminuer bekorten achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; inkorten; inkrimpen; inperken; kelderen; kleiner maken; kleiner worden; korten; korter maken; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; slinken; tanen; terugdeinzen; teruggaan; terugschrikken; terugwijken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen; zakken
raccourcir bekorten afkorten; besparen; bezuinigen; inkorten; kort knippen; kort maken; korte tijd blijven; korten; korter maken; matigen; minder maken; minimaliseren; verkorten
réduire bekorten achteruitgaan; afkorten; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; door koken dikker worden; indikken; inkorten; inkrimpen; inperken; kleiner maken; kleiner worden; korten; korter maken; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; omrekenen; reduceren; samenvouwen; slinken; tanen; teruggaan; verdikken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen
écourter bekorten afkorten; inkorten; korten; korter maken; minder maken; minimaliseren; verkorten

Wiktionary: bekorten

bekorten
Cross Translation:
FromToVia
bekorten écourter curtail — to cut short an animal's tail
bekorten abréger; écourter curtail — to shorten or abridge