Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. beuk:
  2. beuken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de beuk de neerlandés a francés

beuk:

beuk [de ~ (m)] sustantivo

  1. de beuk (beukenboom)
    l'hêtre

Translation Matrix for beuk:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
hêtre beuk; beukenboom

Palabras relacionadas con "beuk":


Wiktionary: beuk

beuk
noun
  1. (botanique) arbre de la famille des Fagacées, à feuilles caduques ovales à nervation pennée et souvent dentées, de haute taille, à écorce lisse gris-clair pouvant fournir du tanin.

Cross Translation:
FromToVia
beuk hêtre beech — tree of Fagus family
beuk hêtre Buche — Laubbaum der Gattung Fagus

beuken:

beuken verbo (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)

  1. beuken (rammen)
    tabasser; frapper; donner des coups de marteau; cogner; travailler au marteau; battre; taper; marteler; tamponner
    • tabasser verbo (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • frapper verbo (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • cogner verbo (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • battre verbo (bats, bat, battons, battez, )
    • taper verbo (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • marteler verbo (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • tamponner verbo (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )

Conjugaciones de beuken:

o.t.t.
  1. beuk
  2. beukt
  3. beukt
  4. beuken
  5. beuken
  6. beuken
o.v.t.
  1. beukte
  2. beukte
  3. beukte
  4. beukten
  5. beukten
  6. beukten
v.t.t.
  1. heb gebeukt
  2. hebt gebeukt
  3. heeft gebeukt
  4. hebben gebeukt
  5. hebben gebeukt
  6. hebben gebeukt
v.v.t.
  1. had gebeukt
  2. had gebeukt
  3. had gebeukt
  4. hadden gebeukt
  5. hadden gebeukt
  6. hadden gebeukt
o.t.t.t.
  1. zal beuken
  2. zult beuken
  3. zal beuken
  4. zullen beuken
  5. zullen beuken
  6. zullen beuken
o.v.t.t.
  1. zou beuken
  2. zou beuken
  3. zou beuken
  4. zouden beuken
  5. zouden beuken
  6. zouden beuken
diversen
  1. beuk!
  2. beukt!
  3. gebeukt
  4. beukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beuken adj.

  1. beuken (beukehouten)

Translation Matrix for beuken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
battre afbeuken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
battre beuken; rammen aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; bevechten; bonken; hameren; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; kloppen met een hamer; klutsen; meppen; omroeren; raken; rammen; roeren; slaan; tikken; timmeren; treffen
cogner beuken; rammen aankloppen; aanrijden; aantikken; bonken; botsen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rammen; slaan; stompen; stoten op; tikken; timmeren
donner des coups de marteau beuken; rammen bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan
frapper beuken; rammen aankloppen; aantikken; bonken; een klap geven; een oplawaai geven; frapperen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; stompen; tikken; timmeren
marteler beuken; rammen accentueren; benadrukken; bonken; hameren; rammen; slaan
tabasser beuken; rammen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; bonken; duelleren; hameren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; knuppelen; matten; rammen; ranselen; slaan; toetakelen; vechten
tamponner beuken; rammen afbetten; afstempelen; betten; bevochtigen; bonken; bufferen; deppen; hameren; rammen; slaan; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen
taper beuken; rammen aankloppen; aantikken; bonken; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; kloppen met een hamer; machineschrijven; meppen; rammen; slaan; stompen; stoppen; tikken; timmeren; typen
travailler au marteau beuken; rammen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
de hêtre beukehouten; beuken
en hêtre beukehouten; beuken

Palabras relacionadas con "beuken":


Wiktionary: beuken

beuken
verb
  1. ergens fors op slaan
beuken
verb
  1. Les flots, les vents mutinés

Cross Translation:
FromToVia
beuken pilonner pound — to strike hard repeatedly