Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. binnenmarcheren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de binnenmarcheren de neerlandés a francés

binnenmarcheren:

binnenmarcheren verbo (marcheer binnen, marcheert binnen, marcheerde binnen, marcheerden binnen, binnengemarcheerd)

  1. binnenmarcheren (binnentrekken)
    envahir; pénétrer dans
    • envahir verbo (envahis, envahit, envahissons, envahissez, )

Conjugaciones de binnenmarcheren:

o.t.t.
  1. marcheer binnen
  2. marcheert binnen
  3. marcheert binnen
  4. marcheren binnen
  5. marcheren binnen
  6. marcheren binnen
o.v.t.
  1. marcheerde binnen
  2. marcheerde binnen
  3. marcheerde binnen
  4. marcheerden binnen
  5. marcheerden binnen
  6. marcheerden binnen
v.t.t.
  1. ben binnengemarcheerd
  2. bent binnengemarcheerd
  3. is binnengemarcheerd
  4. zijn binnengemarcheerd
  5. zijn binnengemarcheerd
  6. zijn binnengemarcheerd
v.v.t.
  1. was binnengemarcheerd
  2. was binnengemarcheerd
  3. was binnengemarcheerd
  4. waren binnengemarcheerd
  5. waren binnengemarcheerd
  6. waren binnengemarcheerd
o.t.t.t.
  1. zal binnenmarcheren
  2. zult binnenmarcheren
  3. zal binnenmarcheren
  4. zullen binnenmarcheren
  5. zullen binnenmarcheren
  6. zullen binnenmarcheren
o.v.t.t.
  1. zou binnenmarcheren
  2. zou binnenmarcheren
  3. zou binnenmarcheren
  4. zouden binnenmarcheren
  5. zouden binnenmarcheren
  6. zouden binnenmarcheren
diversen
  1. marcheer binnen!
  2. marcheert binnen!
  3. binnengemarcheerd
  4. binnenmarcherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for binnenmarcheren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
envahir binnenmarcheren; binnentrekken aankomen; bezoeken; binnen gaan; binnendringen; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; inlopen; invallen; langskomen; naar binnen vallen; onder gezag brengen; onderwerpen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; penetreren; voorbijkomen; zich meester maken van
pénétrer dans binnenmarcheren; binnentrekken aankomen; betreden; bezoeken; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inlopen; invallen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; penetreren; voorbijkomen; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen