Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. convoceren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de convoceren de neerlandés a francés

convoceren:

convoceren verbo (convoceer, convoceert, convoceerde, convoceerden, geconvoceerd)

  1. convoceren (bijeenroepen; samenroepen)
    convoquer; rassembler
    • convoquer verbo (convoque, convoques, convoquons, convoquez, )
    • rassembler verbo (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )

Conjugaciones de convoceren:

o.t.t.
  1. convoceer
  2. convoceert
  3. convoceert
  4. convoceren
  5. convoceren
  6. convoceren
o.v.t.
  1. convoceerde
  2. convoceerde
  3. convoceerde
  4. convoceerden
  5. convoceerden
  6. convoceerden
v.t.t.
  1. heb geconvoceerd
  2. hebt geconvoceerd
  3. heeft geconvoceerd
  4. hebben geconvoceerd
  5. hebben geconvoceerd
  6. hebben geconvoceerd
v.v.t.
  1. had geconvoceerd
  2. had geconvoceerd
  3. had geconvoceerd
  4. hadden geconvoceerd
  5. hadden geconvoceerd
  6. hadden geconvoceerd
o.t.t.t.
  1. zal convoceren
  2. zult convoceren
  3. zal convoceren
  4. zullen convoceren
  5. zullen convoceren
  6. zullen convoceren
o.v.t.t.
  1. zou convoceren
  2. zou convoceren
  3. zou convoceren
  4. zouden convoceren
  5. zouden convoceren
  6. zouden convoceren
en verder
  1. ben geconvoceerd
  2. bent geconvoceerd
  3. is geconvoceerd
  4. zijn geconvoceerd
  5. zijn geconvoceerd
  6. zijn geconvoceerd
diversen
  1. convoceer!
  2. convoceert!
  3. geconvoceerd
  4. convocerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for convoceren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
convoquer aanschrijven; aanzeggen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
convoquer bijeenroepen; convoceren; samenroepen aanroepen; aanschrijven; aanzeggen; bijeen roepen; erbij halen; erbij roepen; kennis geven; konde doen; laten komen; ontbieden; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen; toeroepen
rassembler bijeenroepen; convoceren; samenroepen bij elkaar brengen; bijeen dragen; bijeen roepen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; inzamelen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenbrengen; scharen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen

Wiktionary: convoceren

convoceren
verb
  1. (overgankelijk) voor een vergadering bijeenroepen