Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. groeperen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de groeperen de neerlandés a francés

groeperen:

groeperen verbo (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)

  1. groeperen (indelen; ordenen; arrangeren; systematiseren)
    grouper; ficher; classer; classifier; arranger; catégoriser; repartir; systématiser
    • grouper verbo (groupe, groupes, groupons, groupez, )
    • ficher verbo (fiche, fiches, fichons, fichez, )
    • classer verbo (classe, classes, classons, classez, )
    • classifier verbo (classifie, classifies, classifions, classifiez, )
    • arranger verbo (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • catégoriser verbo (catégorise, catégorises, catégorisons, catégorisez, )
    • repartir verbo (repars, repart, repartons, repartez, )
    • systématiser verbo (systématise, systématises, systématisons, systématisez, )
  2. groeperen
    grouper; regrouper
    • grouper verbo (groupe, groupes, groupons, groupez, )
    • regrouper verbo
  3. groeperen

Conjugaciones de groeperen:

o.t.t.
  1. groepeer
  2. groepeert
  3. groepeert
  4. groeperen
  5. groeperen
  6. groeperen
o.v.t.
  1. groepeerde
  2. groepeerde
  3. groepeerde
  4. groepeerden
  5. groepeerden
  6. groepeerden
v.t.t.
  1. heb gegroepeerd
  2. hebt gegroepeerd
  3. heeft gegroepeerd
  4. hebben gegroepeerd
  5. hebben gegroepeerd
  6. hebben gegroepeerd
v.v.t.
  1. had gegroepeerd
  2. had gegroepeerd
  3. had gegroepeerd
  4. hadden gegroepeerd
  5. hadden gegroepeerd
  6. hadden gegroepeerd
o.t.t.t.
  1. zal groeperen
  2. zult groeperen
  3. zal groeperen
  4. zullen groeperen
  5. zullen groeperen
  6. zullen groeperen
o.v.t.t.
  1. zou groeperen
  2. zou groeperen
  3. zou groeperen
  4. zouden groeperen
  5. zouden groeperen
  6. zouden groeperen
en verder
  1. ben gegroepeerd
  2. bent gegroepeerd
  3. is gegroepeerd
  4. zijn gegroepeerd
  5. zijn gegroepeerd
  6. zijn gegroepeerd
diversen
  1. groepeer!
  2. groepeert!
  3. gegroepeerd
  4. groeperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for groeperen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arranger arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen
catégoriser arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; ficheren; rangschikken
classer arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren afzien van rechtsvervolging; classificeren; ficheren; klasseren; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rubriceren; schiften; seponeren; sorteren; uitzoeken
classifier arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; ficheren; rangordenen; rangschikken
ficher arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren; naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien; uithalen; uitspoken
grouper arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren bijeen voegen; bijeenzoeken; combineren; ficheren; samenvoegen; vergaren; verzamelen
regrouper groeperen bundelen
repartir arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken
systématiser arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren

Wiktionary: groeperen

groeperen
verb
  1. in groepen stellen
groeperen
Cross Translation:
FromToVia
groeperen grouper group — put together to form a group