Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. inviteren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de inviteren de neerlandés a francés

inviteren:

inviteren verbo (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)

  1. inviteren (uitnodigen; engageren)
    inviter; engager; convier; embaucher
    • inviter verbo (invite, invites, invitons, invitez, )
    • engager verbo (engage, engages, engageons, engagez, )
    • convier verbo (convie, convies, convions, conviez, )
    • embaucher verbo (embauche, embauches, embauchons, embauchez, )
  2. inviteren (inroepen; aanroepen)
    faire appel à; embaucher; engager
    • embaucher verbo (embauche, embauches, embauchons, embauchez, )
    • engager verbo (engage, engages, engageons, engagez, )

Conjugaciones de inviteren:

o.t.t.
  1. inviteer
  2. inviteert
  3. inviteert
  4. inviteren
  5. inviteren
  6. inviteren
o.v.t.
  1. inviteerde
  2. inviteerde
  3. inviteerde
  4. inviteerden
  5. inviteerden
  6. inviteerden
v.t.t.
  1. heb geïnviteerd
  2. hebt geïnviteerd
  3. heeft geïnviteerd
  4. hebben geïnviteerd
  5. hebben geïnviteerd
  6. hebben geïnviteerd
v.v.t.
  1. had geïnviteerd
  2. had geïnviteerd
  3. had geïnviteerd
  4. hadden geïnviteerd
  5. hadden geïnviteerd
  6. hadden geïnviteerd
o.t.t.t.
  1. zal inviteren
  2. zult inviteren
  3. zal inviteren
  4. zullen inviteren
  5. zullen inviteren
  6. zullen inviteren
o.v.t.t.
  1. zou inviteren
  2. zou inviteren
  3. zou inviteren
  4. zouden inviteren
  5. zouden inviteren
  6. zouden inviteren
en verder
  1. ben geïnviteerd
  2. bent geïnviteerd
  3. is geïnviteerd
  4. zijn geïnviteerd
  5. zijn geïnviteerd
  6. zijn geïnviteerd
diversen
  1. inviteer!
  2. inviteert!
  3. geïnviteerd
  4. inviterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inviteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
convier engageren; inviteren; uitnodigen aansporen; aanzetten; noden
embaucher aanroepen; engageren; inroepen; inviteren; uitnodigen aannemen; aantrekken; aanwerven; detacheren; in dienst nemen; inhuren; rekruteren; ronselen; tewerkstellen; uitzenden; werven
engager aanroepen; engageren; inroepen; inviteren; uitnodigen aangaan; aangrijpen; aanknopen; aannemen; aantrekken; aanvaarden; aanvangen; aanwenden; aanwerven; accepteren; aftrappen; beginnen; benoemen; benutten; erbij betrekken; erbij halen; erbij roepen; gebruiken; in dienst nemen; in functie aanstellen; in ontvangst nemen; inhuren; mobiliseren; ondernemen; ontvangen; panden; rekruteren; ronselen; starten; toepassen; van start gaan; werven
faire appel à aanroepen; inroepen; inviteren beroep doen op; erbij halen; erbij roepen
inviter engageren; inviteren; uitnodigen aanroepen; aansporen; aanzetten; fuiven; inroepen; noden; toeroepen; trakteren; uitnodigen

Wiktionary: inviteren

inviteren
verb
  1. convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc.

Cross Translation:
FromToVia
inviteren inviter einladen — jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun