Neerlandés

Traducciones detalladas de speuren de neerlandés a francés

speuren:

speuren verbo (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)

  1. speuren (neuzen)
    fouiller; fourrer le nez dans; fouiner; fureter
    • fouiller verbo (fouille, fouilles, fouillons, fouillez, )
    • fouiner verbo (fouine, fouines, fouinons, fouinez, )
    • fureter verbo (furète, furètes, furetons, furetez, )
  2. speuren (rechercheren; snuffelen; naspeuring doen)
    examiner; faire des recherches; fourrer le nez dans; fouiller; flairer; fouiner; renifler; enquêter; fureter; inspecter
    • examiner verbo (examine, examines, examinons, examinez, )
    • fouiller verbo (fouille, fouilles, fouillons, fouillez, )
    • flairer verbo (flaire, flaires, flairons, flairez, )
    • fouiner verbo (fouine, fouines, fouinons, fouinez, )
    • renifler verbo (renifle, renifles, reniflons, reniflez, )
    • enquêter verbo (enquête, enquêtes, enquêtons, enquêtez, )
    • fureter verbo (furète, furètes, furetons, furetez, )
    • inspecter verbo (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
  3. speuren (vorsen; onderzoeken)

Conjugaciones de speuren:

o.t.t.
  1. speur
  2. speurt
  3. speurt
  4. speuren
  5. speuren
  6. speuren
o.v.t.
  1. speurde
  2. speurde
  3. speurde
  4. speurden
  5. speurden
  6. speurden
v.t.t.
  1. heb gespeurd
  2. hebt gespeurd
  3. heeft gespeurd
  4. hebben gespeurd
  5. hebben gespeurd
  6. hebben gespeurd
v.v.t.
  1. had gespeurd
  2. had gespeurd
  3. had gespeurd
  4. hadden gespeurd
  5. hadden gespeurd
  6. hadden gespeurd
o.t.t.t.
  1. zal speuren
  2. zult speuren
  3. zal speuren
  4. zullen speuren
  5. zullen speuren
  6. zullen speuren
o.v.t.t.
  1. zou speuren
  2. zou speuren
  3. zou speuren
  4. zouden speuren
  5. zouden speuren
  6. zouden speuren
en verder
  1. ben gespeurd
  2. bent gespeurd
  3. is gespeurd
  4. zijn gespeurd
  5. zijn gespeurd
  6. zijn gespeurd
diversen
  1. speur!
  2. speurt!
  3. gespeurd
  4. speurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for speuren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
examiner bezichtigen; bezichtiging
fouiller aftasten; afvoelen; tasten; voelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
enquêter naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren controleren; examineren; nagaan; nakijken; navragen; overhoren; testen; toetsen
examiner naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren aankijken; aanschouwen; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; checken; controleren; doordenken; doorvorsen; examineren; gadeslaan; inkijken; inspecteren; inzien; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; schouwen; testen; toeschouwen; toetsen; verifiëren; verkennen
faire des recherches naspeuring doen; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren; vorsen doorvorsen; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken
flairer naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren besniffelen; besnuffelen; lucht krijgen van; snuffelen; snuffelen aan; snuffen
fouiller naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren aftasten; afvoelen; afzoeken; bevoelen; doorzoeken; fouilleren; graaien; grabbelen; grasduinen; in iets rondtasten; onderzoeken; rommelen; scharrelen van kip; snuffelen; snuffelen aan; verkennen; visiteren; woelen; wroeten; wurmen; zien te vinden; zoeken
fouiner naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren aan de zwerf zijn; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; om zich heen kijken; rommelen; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; rondzwerven; scharrelen van kip; snuffelen; struinen; verdwaald zijn; zwerven
fourrer le nez dans naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren grasduinen; snuffelen
fureter naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren besniffelen; besnuffelen; graaien; grabbelen; om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; scharrelen van kip; snuffelen; snuffen; struinen; verdwaald zijn
inspecter naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onderzoeken; overhoren; overzien; schouwen; testen; toetsen
rechercher qc onderzoeken; speuren; vorsen
renifler naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren besniffelen; besnuffelen; een loopneus hebben; een snuif nemen; hinniken; iets ophalen; insnuiven; inzuigen; naar binnen zuigen; neus ophalen; opsnuiven; paardegeluid maken; sniffelen; snuffen; snuiven