Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. spitten:
  2. spit:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de spitten de neerlandés a francés

spitten:

spitten verbo (spit, spitte, spitten, gespit)

  1. spitten (omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; omgraven)
    labourer; percer; bêcher; désherber; arracher les mauvaises herbes; remanier; retravailler
    • labourer verbo (laboure, laboures, labourons, labourez, )
    • percer verbo (perce, perces, perçons, percez, )
    • bêcher verbo (bêche, bêches, bêchons, bêchez, )
    • désherber verbo (désherbe, désherbes, désherbons, désherbez, )
    • remanier verbo (remanie, remanies, remanions, remaniez, )
    • retravailler verbo (retravaille, retravailles, retravaillons, retravaillez, )

Conjugaciones de spitten:

o.t.t.
  1. spit
  2. spit
  3. spit
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
o.v.t.
  1. spitte
  2. spitte
  3. spitte
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
v.t.t.
  1. heb gespit
  2. hebt gespit
  3. heeft gespit
  4. hebben gespit
  5. hebben gespit
  6. hebben gespit
v.v.t.
  1. had gespit
  2. had gespit
  3. had gespit
  4. hadden gespit
  5. hadden gespit
  6. hadden gespit
o.t.t.t.
  1. zal spitten
  2. zult spitten
  3. zal spitten
  4. zullen spitten
  5. zullen spitten
  6. zullen spitten
o.v.t.t.
  1. zou spitten
  2. zou spitten
  3. zou spitten
  4. zouden spitten
  5. zouden spitten
  6. zouden spitten
en verder
  1. ben gespit
  2. bent gespit
  3. is gespit
  4. zijn gespit
  5. zijn gespit
  6. zijn gespit
diversen
  1. spit!
  2. spit!
  3. gespit
  4. spittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spitten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arracher les mauvaises herbes omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
bêcher omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten
désherber omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
labourer omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten omvormen; reorganiseren; vervormen
percer omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten aanboren; beseffen; binnensteken; boren; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorschijnen; doorsteken; doorzien; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; inprikken; insteken; inzien; laten doorsijpelen; onderkennen; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; priemen; prikken in; realiseren
remanier omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten amenderen; herzien; modificeren; omvormen; omwerken; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen
retravailler omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten amenderen; hervormen; herzien; modificeren; omvormen; omwerken; reformeren; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen

Palabras relacionadas con "spitten":


Wiktionary: spitten

spitten
verb
  1. Faire un trou, un orifice.

spitten forma de spit:

spit [het ~] sustantivo

  1. het spit
    le tour de reins; le lumbago

Translation Matrix for spit:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
lumbago spit
tour de reins spit

Palabras relacionadas con "spit":


Wiktionary: spit


Cross Translation:
FromToVia
spit broche Spieß — ein Besteck zum durchstoßen („aufspießen“) von Nahrung
spit broche spit — a rod on which meat is grilled/broiled