Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. verslepen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verslepen de neerlandés a francés

verslepen:

verslepen verbo (versleep, versleept, versleepte, versleepten, versleept)

  1. verslepen
    traîner
    • traîner verbo (traîne, traînes, traînons, traînez, )

Conjugaciones de verslepen:

o.t.t.
  1. versleep
  2. versleept
  3. versleept
  4. verslepen
  5. verslepen
  6. verslepen
o.v.t.
  1. versleepte
  2. versleepte
  3. versleepte
  4. versleepten
  5. versleepten
  6. versleepten
v.t.t.
  1. heb versleept
  2. hebt versleept
  3. heeft versleept
  4. hebben versleept
  5. hebben versleept
  6. hebben versleept
v.v.t.
  1. had versleept
  2. had versleept
  3. had versleept
  4. hadden versleept
  5. hadden versleept
  6. hadden versleept
o.t.t.t.
  1. zal verslepen
  2. zult verslepen
  3. zal verslepen
  4. zullen verslepen
  5. zullen verslepen
  6. zullen verslepen
o.v.t.t.
  1. zou verslepen
  2. zou verslepen
  3. zou verslepen
  4. zouden verslepen
  5. zouden verslepen
  6. zouden verslepen
diversen
  1. versleep!
  2. versleept!
  3. versleept
  4. verslepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verslepen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
traîner verslepen aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; sjouwen; slenteren; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; voorttrekken; weifelen; zeulen