Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. volstorten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de volstorten de neerlandés a francés

volstorten:

volstorten verbo (stort vol, stortte vol, stortten vol, volgestort)

  1. volstorten (vullen; volplempen; volmaken)
    remplir; bourrer; combler
    • remplir verbo (remplis, remplit, remplissons, remplissez, )
    • bourrer verbo (bourre, bourres, bourrons, bourrez, )
    • combler verbo (comble, combles, comblons, comblez, )

Conjugaciones de volstorten:

o.t.t.
  1. stort vol
  2. stort vol
  3. stort vol
  4. storten vol
  5. storten vol
  6. storten vol
o.v.t.
  1. stortte vol
  2. stortte vol
  3. stortte vol
  4. stortten vol
  5. stortten vol
  6. stortten vol
v.t.t.
  1. heb volgestort
  2. hebt volgestort
  3. heeft volgestort
  4. hebben volgestort
  5. hebben volgestort
  6. hebben volgestort
v.v.t.
  1. had volgestort
  2. had volgestort
  3. had volgestort
  4. hadden volgestort
  5. hadden volgestort
  6. hadden volgestort
o.t.t.t.
  1. zal volstorten
  2. zult volstorten
  3. zal volstorten
  4. zullen volstorten
  5. zullen volstorten
  6. zullen volstorten
o.v.t.t.
  1. zou volstorten
  2. zou volstorten
  3. zou volstorten
  4. zouden volstorten
  5. zouden volstorten
  6. zouden volstorten
diversen
  1. stort vol!
  2. stort vol!
  3. volgestort
  4. volstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

volstorten [znw.] sustantivo

  1. volstorten (volstorting)
    le paiement complet

Translation Matrix for volstorten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
combler aanplempen
paiement complet volstorten; volstorting
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bourrer volmaken; volplempen; volstorten; vullen farceren; ineen duwen; opvullen; proppen; voleten; volpompen; volproppen; volschenken; volschransen; volstoppen; volvreten; vullen
combler volmaken; volplempen; volstorten; vullen volgieten; volgooien; volzetten; vullen
remplir volmaken; volplempen; volstorten; vullen aanvullen; bedekken; bekleden; beslaan; bijvullen; completeren; farceren; invullen; opvullen; overtrekken; ruimte innemen; toevoegen; volgieten; volgooien; volpompen; volschenken; voltallig maken; vullen