Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. voorgevallen:
  2. voorvallen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorgevallen de neerlandés a francés

voorgevallen:


voorvallen:

voorvallen verbo (val voor, valt voor, viel voor, vielen voor, voorgevallen)

  1. voorvallen (gebeuren; voordoen; plaatsvinden; plaats hebben; passeren)
    se passer; survenir; arriver; se produire
    • se passer verbo
    • survenir verbo (surviens, survient, survenons, survenez, )
    • arriver verbo (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
    • se produire verbo

Conjugaciones de voorvallen:

o.t.t.
  1. val voor
  2. valt voor
  3. valt voor
  4. vallen voor
  5. vallen voor
  6. vallen voor
o.v.t.
  1. viel voor
  2. viel voor
  3. viel voor
  4. vielen voor
  5. vielen voor
  6. vielen voor
v.t.t.
  1. ben voorgevallen
  2. bent voorgevallen
  3. is voorgevallen
  4. zijn voorgevallen
  5. zijn voorgevallen
  6. zijn voorgevallen
v.v.t.
  1. was voorgevallen
  2. was voorgevallen
  3. was voorgevallen
  4. waren voorgevallen
  5. waren voorgevallen
  6. waren voorgevallen
o.t.t.t.
  1. zal voorvallen
  2. zult voorvallen
  3. zal voorvallen
  4. zullen voorvallen
  5. zullen voorvallen
  6. zullen voorvallen
o.v.t.t.
  1. zou voorvallen
  2. zou voorvallen
  3. zou voorvallen
  4. zouden voorvallen
  5. zouden voorvallen
  6. zouden voorvallen
diversen
  1. val voor!
  2. valt voor!
  3. voorgevallen
  4. voorvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voorvallen [de ~] sustantivo, plural

  1. de voorvallen (incidenten; gebeurtenissen)
    l'événements; l'incidents

Translation Matrix for voorvallen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
arriver plaatsvinden
incidents gebeurtenissen; incidenten; voorvallen
se passer plaatsvinden
événements gebeurtenissen; incidenten; voorvallen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arriver gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen aankomen; aflopen; arriveren; bedingen; bekruipen; belanden; bewerkstelligen; eindigen; finishen; fixen; gebeuren; geraken; geschieden; het gevoel krijgen; in aantocht zijn; klaarspelen; lappen; opdagen; opduiken; opkomen; overkomen; overmannen; overmeesteren; overwaaien; overweldigen; plaats hebben; plaats vinden; snel komen; terechtkomen; vergaan; verlopen; verschijnen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; voorbijtrekken; zich aandienen; zich meester maken van; zich voordoen
se passer gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen aflopen; gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben; toegaan; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorkomen; zich voordoen
se produire gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen acteren; een rol vertolken; gebeuren; geschieden; komedie spelen; optreden; performen; plaats hebben; plaats vinden; spelen; toegaan; toneelspelen; zich aanstellen
survenir gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden

Palabras relacionadas con "voorvallen":


Wiktionary: voorvallen

voorvallen
verb
  1. (ergatief) bij verrassing of ongeluk gebeuren
voorvallen
verb
  1. parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.