Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. winkel:
  2. winkelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de winkel de neerlandés a francés

winkel:

winkel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de winkel (winkelzaak; zaak)
    le magasin

Translation Matrix for winkel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
magasin winkel; winkelzaak; zaak bergplaats; depot; magazijn; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; provisiekast; voorraadmagazijn; voorraadschuur; warenhuis; winkelpand

Palabras relacionadas con "winkel":

  • winkelen, winkels, winkeltje, winkeltjes

Definiciones relacionadas de "winkel":

  1. gebouw waar je dingen kunt kopen1
    • ze hebben een groentewinkel1

Wiktionary: winkel

winkel
noun
  1. plaats waar koopwaar wordt verkocht
winkel
noun
  1. magasin, partie de façade du rez-de-chaussée d’une maison consacrée à un commerce de détail ou, à la fois, à la fabrication et à la vente.
  2. commerce|nocat=1 boutique plus ou moins considérable, où l’on vendre des marchandises, en gros ou au détail.

Cross Translation:
FromToVia
winkel boutique; magasin shop — establishment that sells goods

winkel forma de winkelen:

winkelen verbo (winkel, winkelt, winkelde, winkelden, gewinkeld)

  1. winkelen (boodschappen doen; inkopen; inslaan; inkopen doen)
    emmagasiner; faire provision de
    • emmagasiner verbo (emmagasine, emmagasines, emmagasinons, emmagasinez, )

Conjugaciones de winkelen:

o.t.t.
  1. winkel
  2. winkelt
  3. winkelt
  4. winkelen
  5. winkelen
  6. winkelen
o.v.t.
  1. winkelde
  2. winkelde
  3. winkelde
  4. winkelden
  5. winkelden
  6. winkelden
v.t.t.
  1. heb gewinkeld
  2. hebt gewinkeld
  3. heeft gewinkeld
  4. hebben gewinkeld
  5. hebben gewinkeld
  6. hebben gewinkeld
v.v.t.
  1. had gewinkeld
  2. had gewinkeld
  3. had gewinkeld
  4. hadden gewinkeld
  5. hadden gewinkeld
  6. hadden gewinkeld
o.t.t.t.
  1. zal winkelen
  2. zult winkelen
  3. zal winkelen
  4. zullen winkelen
  5. zullen winkelen
  6. zullen winkelen
o.v.t.t.
  1. zou winkelen
  2. zou winkelen
  3. zou winkelen
  4. zouden winkelen
  5. zouden winkelen
  6. zouden winkelen
diversen
  1. winkel!
  2. winkelt!
  3. gewinkeld
  4. winkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

winkelen [znw.] sustantivo

  1. winkelen
    le shopping

Translation Matrix for winkelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
shopping winkelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
emmagasiner boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen bewaren; deponeren; opslaan
faire provision de boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen
- boodschappen doen

Palabras relacionadas con "winkelen":


Wiktionary: winkelen


Cross Translation:
FromToVia
winkelen faire les magasins; [[faire du shopping]]; faire des courses; faire des achats shop — to visit shops
winkelen shopping; courses shopping — activity of buying

Traducciones relacionadas de winkel