Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. zetelend:
  2. zetelen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de zetelend de neerlandés a francés

zetelend:


zetelen:

zetelen verbo (zetel, zetelt, zetelde, zetelden, gezeteld)

  1. zetelen (gevestigd zijn; resideren; gezeten zijn)

Conjugaciones de zetelen:

o.t.t.
  1. zetel
  2. zetelt
  3. zetelt
  4. zetelen
  5. zetelen
  6. zetelen
o.v.t.
  1. zetelde
  2. zetelde
  3. zetelde
  4. zetelden
  5. zetelden
  6. zetelden
v.t.t.
  1. heb gezeteld
  2. hebt gezeteld
  3. heeft gezeteld
  4. hebben gezeteld
  5. hebben gezeteld
  6. hebben gezeteld
v.v.t.
  1. had gezeteld
  2. had gezeteld
  3. had gezeteld
  4. hadden gezeteld
  5. hadden gezeteld
  6. hadden gezeteld
o.t.t.t.
  1. zal zetelen
  2. zult zetelen
  3. zal zetelen
  4. zullen zetelen
  5. zullen zetelen
  6. zullen zetelen
o.v.t.t.
  1. zou zetelen
  2. zou zetelen
  3. zou zetelen
  4. zouden zetelen
  5. zouden zetelen
  6. zouden zetelen
diversen
  1. zetel!
  2. zetelt!
  3. gezeteld
  4. zetelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zetelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avoir son siège gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; zetelen
être assis gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; zetelen opzitten; zitten

Palabras relacionadas con "zetelen":


Wiktionary: zetelen

zetelen
verb
  1. S’asseoir , s’installer

Cross Translation:
FromToVia
zetelen résider residierenvon regierenden Fürsten, geistlichen Würdenträgern oder ähnlich hochgestellten Personen: einen Ort als Wohnsitz und Amtssitz haben
zetelen trôner thronen — (intransitiv) auf einem Thron sitzen, als Monarch regieren