Neerlandés

Sinónimos detallados de aantasten en neerlandés

aantasten:

aantasten [znw.] sustantivo

  1. aantasten
    aantasten

aantasten verbo (tast aan, tastte aan, tastten aan, aangetast)

  1. aantasten
    aantasten; bezoedelen; eer door het slijk halen
  2. aantasten
    beschadigen; aantasten; bederven; aanvreten
    • beschadigen verbo (beschadig, beschadigt, beschadigde, beschadigden, beschadigd)
    • aantasten verbo (tast aan, tastte aan, tastten aan, aangetast)
    • bederven verbo (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • aanvreten verbo

Conjugaciones de aantasten:

o.t.t.
  1. tast aan
  2. tast aan
  3. tast aan
  4. tasten aan
  5. tasten aan
  6. tasten aan
o.v.t.
  1. tastte aan
  2. tastte aan
  3. tastte aan
  4. tastten aan
  5. tastten aan
  6. tastten aan
v.t.t.
  1. heb aangetast
  2. hebt aangetast
  3. heeft aangetast
  4. hebben aangetast
  5. hebben aangetast
  6. hebben aangetast
v.v.t.
  1. had aangetast
  2. had aangetast
  3. had aangetast
  4. hadden aangetast
  5. hadden aangetast
  6. hadden aangetast
o.t.t.t.
  1. zal aantasten
  2. zult aantasten
  3. zal aantasten
  4. zullen aantasten
  5. zullen aantasten
  6. zullen aantasten
o.v.t.t.
  1. zou aantasten
  2. zou aantasten
  3. zou aantasten
  4. zouden aantasten
  5. zouden aantasten
  6. zouden aantasten
en verder
  1. ben aangetast
  2. bent aangetast
  3. is aangetast
  4. zijn aangetast
  5. zijn aangetast
  6. zijn aangetast
diversen
  1. tast aan!
  2. tast aan!
  3. aangetast
  4. aantastende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze