Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de aflossen en neerlandés

aflossen:

aflossen verbo (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)

  1. aflossen
    aflossen; inlossen
    • aflossen verbo (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)
    • inlossen verbo (los in, lost in, loste in, losten in, ingelost)
  2. aflossen
    vervangen; remplaceren; vernieuwen; verwisselen; aflossen
    • vervangen verbo (vervang, vervangt, verving, vervingen, vervangen)
    • remplaceren verbo (remplaceer, remplaceert, remplaceerde, remplaceerden, geremplaceerd)
    • vernieuwen verbo (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
    • verwisselen verbo (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • aflossen verbo (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)

Conjugaciones de aflossen:

o.t.t.
  1. los af
  2. lost af
  3. lost af
  4. lossen af
  5. lossen af
  6. lossen af
o.v.t.
  1. loste af
  2. loste af
  3. loste af
  4. losten af
  5. losten af
  6. losten af
v.t.t.
  1. heb afgelost
  2. hebt afgelost
  3. heeft afgelost
  4. hebben afgelost
  5. hebben afgelost
  6. hebben afgelost
v.v.t.
  1. had afgelost
  2. had afgelost
  3. had afgelost
  4. hadden afgelost
  5. hadden afgelost
  6. hadden afgelost
o.t.t.t.
  1. zal aflossen
  2. zult aflossen
  3. zal aflossen
  4. zullen aflossen
  5. zullen aflossen
  6. zullen aflossen
o.v.t.t.
  1. zou aflossen
  2. zou aflossen
  3. zou aflossen
  4. zouden aflossen
  5. zouden aflossen
  6. zouden aflossen
diversen
  1. los af!
  2. lost af!
  3. afgelost
  4. aflossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aflossen [znw.] sustantivo

  1. aflossen
    afbetalen; aflossen