Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de appel en neerlandés

appel:

appel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de appel
    de appel; de naamafroeping

appel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de appel
    appel vrucht; de appel
  2. de appel
    de appels; de appel
    • appels [de ~] sustantivo, plural
    • appel [de ~ (m)] sustantivo
  3. de appel
    de handappel; de appel
  4. de appel
    de appel; de moesappel
  5. de appel
    – ronde vrucht met klokhuis en pitjes 1
    de appel
    – ronde vrucht met klokhuis en pitjes 1
    • appel [de ~ (m)] sustantivo
      • als je trek hebt, neem je maar een appel1

Palabras relacionadas con "appel":

  • appelen, appels, appeltje, appeltjes

Definiciones relacionadas de "appel":

  1. ronde vrucht met klokhuis en pitjes1
    • als je trek hebt, neem je maar een appel1

Sinónimos relacionados de appel