Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bekoren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bekoren en neerlandés

bekoren:

bekoren verbo (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

  1. bekoren
    bevallen; bekoren
    • bevallen verbo (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • bekoren verbo (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

Conjugaciones de bekoren:

o.t.t.
  1. bekoor
  2. bekoort
  3. bekoort
  4. bekoren
  5. bekoren
  6. bekoren
o.v.t.
  1. bekoorde
  2. bekoorde
  3. bekoorde
  4. bekoorden
  5. bekoorden
  6. bekoorden
v.t.t.
  1. heb bekoord
  2. hebt bekoord
  3. heeft bekoord
  4. hebben bekoord
  5. hebben bekoord
  6. hebben bekoord
v.v.t.
  1. had bekoord
  2. had bekoord
  3. had bekoord
  4. hadden bekoord
  5. hadden bekoord
  6. hadden bekoord
o.t.t.t.
  1. zal bekoren
  2. zult bekoren
  3. zal bekoren
  4. zullen bekoren
  5. zullen bekoren
  6. zullen bekoren
o.v.t.t.
  1. zou bekoren
  2. zou bekoren
  3. zou bekoren
  4. zouden bekoren
  5. zouden bekoren
  6. zouden bekoren
diversen
  1. bekoor!
  2. bekoort!
  3. bekoord
  4. bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekoren [znw.] sustantivo

  1. bekoren
    aantrekken; bekoren; charmeren