Neerlandés

Sinónimos detallados de beslist en neerlandés

beslist:

beslist adj.

  1. beslist
  2. beslist
  3. beslist
  4. beslist
  5. beslist
  6. beslist
  7. beslist
  8. beslist
  9. beslist
    – zonder beperkingen, helemaal 1
    absoluut; beslist; ongetwijfeld; volkomen; volstrekt
    – zonder beperkingen, helemaal 1
    • absoluut adj.
      • Tina is absoluut betrouwbaar1
    • beslist adj.
      • het is beslist waar1
    • ongetwijfeld adv.
      • zij heeft ongetwijfeld het goede antwoord gegeven1
    • volkomen adj.
      • hij heeft volkomen gelijk1
    • volstrekt adj.
      • dat is volstrekt duidelijk1
  10. beslist
    – zeker dat het juist is 1
    beslist
    – zeker dat het juist is 1
    • beslist adj.
      • hij gaf een beslist antwoord1

Palabras relacionadas con "beslist":


Sinónimos alternativos de "beslist":


Antónimos de "beslist":


Definiciones relacionadas de "beslist":

  1. zonder beperkingen, helemaal1
    • het is beslist waar1
  2. zeker dat het juist is1
    • hij gaf een beslist antwoord1

beslist forma de beslissen:

beslissen verbo (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)

  1. beslissen
    besluiten; beslissen
    • besluiten verbo (besluit, besloot, besloten, besloten)
    • beslissen verbo (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)
  2. beslissen
    – zeggen hoe het is of wat er gebeurt 1
    bepalen; vaststellen; besluiten; beslissen; uitmaken
    – zeggen hoe het is of wat er gebeurt 1
    • bepalen verbo (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
      • Ahmed bepaalt wie vandaag kookt1
    • vaststellen verbo (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
      • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden1
    • besluiten verbo (besluit, besloot, besloten, besloten)
      • we besloten dit jaar niet met vakantie te gaan1
    • beslissen verbo (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)
      • de directie beslist wie de baan krijgt1
    • uitmaken verbo (maak uit, maakt uit, maakte uit, maakten uit, uitgemaakt)
      • ik maak zelf wel uit hoe laat ik naar bed ga1

Conjugaciones de beslissen:

o.t.t.
  1. beslis
  2. beslist
  3. beslist
  4. beslissen
  5. beslissen
  6. beslissen
o.v.t.
  1. besliste
  2. besliste
  3. besliste
  4. beslisten
  5. beslisten
  6. beslisten
v.t.t.
  1. heb beslist
  2. hebt beslist
  3. heeft beslist
  4. hebben beslist
  5. hebben beslist
  6. hebben beslist
v.v.t.
  1. had beslist
  2. had beslist
  3. had beslist
  4. hadden beslist
  5. hadden beslist
  6. hadden beslist
o.t.t.t.
  1. zal beslissen
  2. zult beslissen
  3. zal beslissen
  4. zullen beslissen
  5. zullen beslissen
  6. zullen beslissen
o.v.t.t.
  1. zou beslissen
  2. zou beslissen
  3. zou beslissen
  4. zouden beslissen
  5. zouden beslissen
  6. zouden beslissen
diversen
  1. beslis!
  2. beslist!
  3. beslist
  4. beslissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos alternativos de "beslissen":


Definiciones relacionadas de "beslissen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • de directie beslist wie de baan krijgt1