Neerlandés

Sinónimos detallados de beteren en neerlandés

beteren:

beteren verbo (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)

  1. beteren
    genezen; gezond worden; beteren; helen
    • genezen verbo (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
    • gezond worden verbo (word gezond, wordt gezond, werd gezond, werden gezond, gezond geworden)
    • beteren verbo (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
    • helen verbo (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)
  2. beteren
    beteren; leven beteren
  3. beteren
    corrigeren; verbeteren; herstellen; bijwerken; goedmaken; beteren; repareren; herzien; renoveren
    • corrigeren verbo (corrigeer, corrigeert, corrigeerde, corrigeerden, gecorrigeerd)
    • verbeteren verbo (verbeter, verbetert, verbeterde, verbeterden, verbeterd)
    • herstellen verbo (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • bijwerken verbo (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)
    • goedmaken verbo (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • beteren verbo (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
    • repareren verbo (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herzien verbo (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • renoveren verbo (renoveer, renoveert, renoveerde, renoveerden, gerenoveerd)

Conjugaciones de beteren:

o.t.t.
  1. beter
  2. betert
  3. betert
  4. beteren
  5. beteren
  6. beteren
o.v.t.
  1. beterde
  2. beterde
  3. beterde
  4. beterden
  5. beterden
  6. beterden
v.t.t.
  1. heb gebeterd
  2. hebt gebeterd
  3. heeft gebeterd
  4. hebben gebeterd
  5. hebben gebeterd
  6. hebben gebeterd
v.v.t.
  1. had gebeterd
  2. had gebeterd
  3. had gebeterd
  4. hadden gebeterd
  5. hadden gebeterd
  6. hadden gebeterd
o.t.t.t.
  1. zal beteren
  2. zult beteren
  3. zal beteren
  4. zullen beteren
  5. zullen beteren
  6. zullen beteren
o.v.t.t.
  1. zou beteren
  2. zou beteren
  3. zou beteren
  4. zouden beteren
  5. zouden beteren
  6. zouden beteren
diversen
  1. beter!
  2. betert!
  3. gebeterd
  4. beterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de beteren