Neerlandés

Sinónimos detallados de beurs en neerlandés

beurs:

beurs [de ~] sustantivo

  1. de beurs
    de studiebeurs; het stipendium; de beurs; de studietoelage
  2. de beurs
    de beurs; de aandelenbeurs; de effectenbeurs
  3. de beurs
    de beurs; de effectenbeurs
  4. de beurs
    de portemonnee; portemonnaie; de portefeuille; de beurs; de knip
  5. de beurs
    – bijdrage van de overheid voor het volgen van een studie 1
    de beurs
    – bijdrage van de overheid voor het volgen van een studie 1
    • beurs [de ~] sustantivo
      • betaalt hij zijn studie zelf? Nee, hij heeft een beurs1
  6. de beurs
    – gebouw waarin geld verhandeld wordt 1
    de beurs
    – gebouw waarin geld verhandeld wordt 1
    • beurs [de ~] sustantivo
      • op de beurs was vandaag weinig handel1
  7. de beurs
    – tentoonstelling van alles wat er te koop is 1
    de beurs
    – tentoonstelling van alles wat er te koop is 1
    • beurs [de ~] sustantivo
      • Arie stond op de huishoudbeurs1
  8. de beurs
    – waar je je geld in bewaart 1
    de beurs; de portemonnee
    – waar je je geld in bewaart 1
    • beurs [de ~] sustantivo
      • hij pakte een kwartje uit zijn beurs1
    • portemonnee [de ~ (m)] sustantivo
      • hij draagt zijn portemonnee altijd in zijn broekzak1

beurs adj.

  1. beurs
    – overrijp, beschadigd 1
    beurs
    – overrijp, beschadigd 1
    • beurs adj.
      • deze peren zijn helemaal beurs1

Palabras relacionadas con "beurs":

  • beurzen

Sinónimos alternativos de "beurs":


Antónimos de "beurs":


Definiciones relacionadas de "beurs":

  1. bijdrage van de overheid voor het volgen van een studie1
    • betaalt hij zijn studie zelf? Nee, hij heeft een beurs1
  2. gebouw waarin geld verhandeld wordt1
    • op de beurs was vandaag weinig handel1
  3. overrijp, beschadigd1
    • deze peren zijn helemaal beurs1
  4. tentoonstelling van alles wat er te koop is1
    • Arie stond op de huishoudbeurs1
  5. waar je je geld in bewaart1
    • hij pakte een kwartje uit zijn beurs1