Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. blussen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de blussen en neerlandés

blussen:

blussen [znw.] sustantivo

  1. blussen
    blussen

blussen verbo (blus, blust, bluste, blusten, geblust)

  1. blussen
    doven; blussen; uitblussen; uitdoven
    • doven verbo (doof, dooft, doofde, doofden, gedoofd)
    • blussen verbo (blus, blust, bluste, blusten, geblust)
    • uitblussen verbo
    • uitdoven verbo (doof uit, dooft uit, doofde uit, doofden uit, uitgedoofd)
  2. blussen
    – doven. zorgen dat het uitgaat 1
    blussen
    – doven. zorgen dat het uitgaat 1
    • blussen verbo (blus, blust, bluste, blusten, geblust)
      • de brandweer heeft het vuur gedoofd1

Conjugaciones de blussen:

o.t.t.
  1. blus
  2. blust
  3. blust
  4. blussen
  5. blussen
  6. blussen
o.v.t.
  1. bluste
  2. bluste
  3. bluste
  4. blusten
  5. blusten
  6. blusten
v.t.t.
  1. heb geblust
  2. hebt geblust
  3. heeft geblust
  4. hebben geblust
  5. hebben geblust
  6. hebben geblust
v.v.t.
  1. had geblust
  2. had geblust
  3. had geblust
  4. hadden geblust
  5. hadden geblust
  6. hadden geblust
o.t.t.t.
  1. zal blussen
  2. zult blussen
  3. zal blussen
  4. zullen blussen
  5. zullen blussen
  6. zullen blussen
o.v.t.t.
  1. zou blussen
  2. zou blussen
  3. zou blussen
  4. zouden blussen
  5. zouden blussen
  6. zouden blussen
en verder
  1. ben geblust
  2. bent geblust
  3. is geblust
  4. zijn geblust
  5. zijn geblust
  6. zijn geblust
diversen
  1. blus!
  2. blust!
  3. geblust
  4. blussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Antónimos de "blussen":


Definiciones relacionadas de "blussen":

  1. doven. zorgen dat het uitgaat1
    • de brandweer heeft het vuur gedoofd1