Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. dechargeren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de dechargeren en neerlandés

dechargeren:

dechargeren verbo (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)

  1. dechargeren
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken verbo (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren verbo (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren verbo (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren verbo (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten verbo (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)

Conjugaciones de dechargeren:

o.t.t.
  1. dechargeer
  2. dechargeert
  3. dechargeert
  4. dechargeren
  5. dechargeren
  6. dechargeren
o.v.t.
  1. dechargeerde
  2. dechargeerde
  3. dechargeerde
  4. dechargeerden
  5. dechargeerden
  6. dechargeerden
v.t.t.
  1. heb gedechargeerd
  2. hebt gedechargeerd
  3. heeft gedechargeerd
  4. hebben gedechargeerd
  5. hebben gedechargeerd
  6. hebben gedechargeerd
v.v.t.
  1. had gedechargeerd
  2. had gedechargeerd
  3. had gedechargeerd
  4. hadden gedechargeerd
  5. hadden gedechargeerd
  6. hadden gedechargeerd
o.t.t.t.
  1. zal dechargeren
  2. zult dechargeren
  3. zal dechargeren
  4. zullen dechargeren
  5. zullen dechargeren
  6. zullen dechargeren
o.v.t.t.
  1. zou dechargeren
  2. zou dechargeren
  3. zou dechargeren
  4. zouden dechargeren
  5. zouden dechargeren
  6. zouden dechargeren
en verder
  1. ben gedechargeerd
  2. bent gedechargeerd
  3. is gedechargeerd
  4. zijn gedechargeerd
  5. zijn gedechargeerd
  6. zijn gedechargeerd
diversen
  1. dechargeer!
  2. dechargeert!
  3. gedechargeerd
  4. dechargerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze