Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. dokken:
  2. dok:


Neerlandés

Sinónimos detallados de dokken en neerlandés

dokken:

dokken [het ~] sustantivo

  1. het dokken
    betalen; het dokken; voldoen

dokken verbo (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

  1. dokken
    betalen; dokken; afrekenen
    • betalen verbo (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • dokken verbo (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)
    • afrekenen verbo (reken af, rekent af, rekende af, rekenden af, afgerekend)
  2. dokken
    dokken
    • dokken verbo (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

Conjugaciones de dokken:

o.t.t.
  1. dok
  2. dokt
  3. dokt
  4. dokken
  5. dokken
  6. dokken
o.v.t.
  1. dokte
  2. dokte
  3. dokte
  4. dokten
  5. dokten
  6. dokten
v.t.t.
  1. heb gedokt
  2. hebt gedokt
  3. heeft gedokt
  4. hebben gedokt
  5. hebben gedokt
  6. hebben gedokt
v.v.t.
  1. had gedokt
  2. had gedokt
  3. had gedokt
  4. hadden gedokt
  5. hadden gedokt
  6. hadden gedokt
o.t.t.t.
  1. zal dokken
  2. zult dokken
  3. zal dokken
  4. zullen dokken
  5. zullen dokken
  6. zullen dokken
o.v.t.t.
  1. zou dokken
  2. zou dokken
  3. zou dokken
  4. zouden dokken
  5. zouden dokken
  6. zouden dokken
en verder
  1. is gedokt
  2. zijn gedokt
diversen
  1. dok!
  2. dokt!
  3. gedokt
  4. dokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "dokken":


dokken forma de dok:

dok [de ~] sustantivo

  1. de dok
    de dok
    • dok [de ~] sustantivo

Palabras relacionadas con "dok":