Neerlandés

Sinónimos detallados de draai en neerlandés

draai:

draai [de ~ (m)] sustantivo

  1. de draai
    de bocht; de kromming; de draai; de kromte
  2. de draai
    de lus; de knoop; de kink; lusvormige kromming; de draai; de kronkel
  3. de draai
    de omdraaiing; de wending; de draai
  4. de draai
    de bocht; de kromming; de ronding; de draai; de kronkel
  5. de draai
    de verdraaiing; de twist; de draai; de kronkel

Palabras relacionadas con "draai":


draaien:

draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)

  1. draaien
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden verbo (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken verbo (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  2. draaien
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren verbo (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen verbo (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen verbo (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien verbo (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen verbo (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  3. draaien
    draaien; wenden; keren
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden verbo (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren verbo (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  4. draaien
    draaien; tollen; rondtollen
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • tollen verbo (tol, tolt, tolde, tolden, getold)
    • rondtollen verbo (tol rond, tolt rond, tolde rond, tolden rond, rondgetold)
  5. draaien
    draaien; kolken; ronddraaien
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • kolken verbo (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)
    • ronddraaien verbo (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
  6. draaien
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren verbo (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien verbo (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden verbo (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  7. draaien
    draaien
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
  8. draaien
    – rondjes maken 1
    draaien
    – rondjes maken 1
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
      • de aarde draait om de zon1
  9. draaien
    – het in een andere richting keren 1
    draaien
    – het in een andere richting keren 1
    • draaien verbo (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
      • hij draaide zijn hoofd naar het raam1

Conjugaciones de draaien:

o.t.t.
  1. draai
  2. draait
  3. draait
  4. draaien
  5. draaien
  6. draaien
o.v.t.
  1. draaide
  2. draaide
  3. draaide
  4. draaiden
  5. draaiden
  6. draaiden
v.t.t.
  1. heb gedraaid
  2. hebt gedraaid
  3. heeft gedraaid
  4. hebben gedraaid
  5. hebben gedraaid
  6. hebben gedraaid
v.v.t.
  1. had gedraaid
  2. had gedraaid
  3. had gedraaid
  4. hadden gedraaid
  5. hadden gedraaid
  6. hadden gedraaid
o.t.t.t.
  1. zal draaien
  2. zult draaien
  3. zal draaien
  4. zullen draaien
  5. zullen draaien
  6. zullen draaien
o.v.t.t.
  1. zou draaien
  2. zou draaien
  3. zou draaien
  4. zouden draaien
  5. zouden draaien
  6. zouden draaien
en verder
  1. ben gedraaid
  2. bent gedraaid
  3. is gedraaid
  4. zijn gedraaid
  5. zijn gedraaid
  6. zijn gedraaid
diversen
  1. draai!
  2. draait!
  3. gedraaid
  4. draaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

draaien [het ~] sustantivo

  1. het draaien
    het draaien; het zwenken

Palabras relacionadas con "draaien":


Sinónimos alternativos de "draaien":


Definiciones relacionadas de "draaien":

  1. rondjes maken1
    • de aarde draait om de zon1
  2. het in een andere richting keren1
    • hij draaide zijn hoofd naar het raam1

Sinónimos relacionados de draai