Neerlandés

Sinónimos detallados de gebrek en neerlandés

gebrek:

gebrek [het ~] sustantivo

  1. het gebrek
    het gebrek; het gemis
  2. het gebrek
    de armoede; het gebrek; de ellende
  3. het gebrek
    het gebrek; de fout; de feil
    • gebrek [het ~] sustantivo
    • fout [de ~] sustantivo
    • feil [de ~] sustantivo
  4. het gebrek
    het gebrek; de zwakheid; het manco
  5. het gebrek
    het gebrek; het tekort; het manco
  6. het gebrek
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
  7. het gebrek
    de handicap; de afwijking; het gebrek
  8. het gebrek
    de handicap; het gebrek; het lichaamsgebrek
  9. het gebrek
    het defect; machinedefect; de fout; het gebrek; het mankement; het euvel
  10. het gebrek
    – wat niet helemaal goed is 1
    het gebrek
    – wat niet helemaal goed is 1
    • gebrek [het ~] sustantivo
      • zij is met dat gebrek geboren1
  11. het gebrek
    – wat er niet of te weinig is 1
    het gebrek
    – wat er niet of te weinig is 1
    • gebrek [het ~] sustantivo
      • er heerst een groot gebrek aan voedsel1

Sinónimos alternativos de "gebrek":


Antónimos de "gebrek":


Definiciones relacionadas de "gebrek":

  1. wat niet helemaal goed is1
    • zij is met dat gebrek geboren1
  2. wat er niet of te weinig is1
    • er heerst een groot gebrek aan voedsel1

Sinónimos relacionados de gebrek