Neerlandés

Sinónimos detallados de gedaan en neerlandés

gedaan:

gedaan adj.

  1. gedaan
  2. gedaan
  3. gedaan

Palabras relacionadas con "gedaan":

  • gedane

gedaan forma de doen:

doen verbo (doe, doet, deed, deden, gedaan)

  1. doen
    doen; uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten
    • doen verbo (doe, doet, deed, deden, gedaan)
    • uitvoeren verbo (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)
    • verrichten verbo (verricht, verrichtte, verrichtten, verricht)
    • handelen verbo (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • uitrichten verbo (richt uit, richtte uit, richtten uit, uitgericht)
  2. doen
    – eraan werken, het uitvoeren 1
    doen
    – eraan werken, het uitvoeren 1
    • doen verbo (doe, doet, deed, deden, gedaan)
      • wie doet de vaat vanavond?1
  3. doen
    – maken dat het erin of erop gaat 1
    doen
    – maken dat het erin of erop gaat 1
    • doen verbo (doe, doet, deed, deden, gedaan)
      • ik doe suiker in mijn koffie1
  4. doen
    – veroorzaken dat het gebeurt 1
    doen; laten
    – veroorzaken dat het gebeurt 1
    • doen verbo (doe, doet, deed, deden, gedaan)
      • dat doet me denken aan vroeger1
    • laten verbo (laat, liet, lieten, gelaten)
      • je laat me schrikken1

Conjugaciones de doen:

o.t.t.
  1. doe
  2. doet
  3. doet
  4. doen
  5. doen
  6. doen
o.v.t.
  1. deed
  2. deed
  3. deed
  4. deden
  5. deden
  6. deden
v.t.t.
  1. heb gedaan
  2. hebt gedaan
  3. heeft gedaan
  4. hebben gedaan
  5. hebben gedaan
  6. hebben gedaan
v.v.t.
  1. had gedaan
  2. had gedaan
  3. had gedaan
  4. hadden gedaan
  5. hadden gedaan
  6. hadden gedaan
o.t.t.t.
  1. zal doen
  2. zult doen
  3. zal doen
  4. zullen doen
  5. zullen doen
  6. zullen doen
o.v.t.t.
  1. zou doen
  2. zou doen
  3. zou doen
  4. zouden doen
  5. zouden doen
  6. zouden doen
diversen
  1. doe!
  2. doet!
  3. gedaan
  4. doende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

doen [het ~] sustantivo

  1. het doen
    – het werk verrichten waarvoor het bedoeld is 1
    het doen; werken; functioneren
    – het werk verrichten waarvoor het bedoeld is 1
    • doen [het ~] sustantivo
      • de auto doet het weer1
    • werken verbo (werk, werkt, werkte, werkten, gewerkt)
      • het koffieapparaat werkt weer1
    • functioneren verbo (functioneer, functioneert, functioneerde, functioneerden, gefunctioneerd)
      • het hart functioneert goed, zegt de dokter1

Sinónimos alternativos de "doen":


Antónimos de "doen":


Definiciones relacionadas de "doen":

  1. eraan werken, het uitvoeren1
    • wie doet de vaat vanavond?1
  2. maken dat het erin of erop gaat1
    • ik doe suiker in mijn koffie1
  3. het werk verrichten waarvoor het bedoeld is1
    • de auto doet het weer1
  4. veroorzaken dat het gebeurt1
    • dat doet me denken aan vroeger1

Sinónimos relacionados de gedaan