Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. gelijken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de gelijken en neerlandés

gelijken:

gelijken [de ~] sustantivo, plural

  1. de gelijken
    de gelijken

gelijken verbo (gelijk, gelijkt, geleek, geleken, geleken)

  1. gelijken
    lijken op; gelijkenis vertonen met; gelijken
    • lijken op verbo (lijk op, lijkt op, leek op, leken op, geleken op)
    • gelijkenis vertonen met verbo (vertoon gelijkenis met, vertoont gelijkenis met, vertoonde gelijkenis met, vertoonden gelijkenis met, gelijkenis vertoond met)
    • gelijken verbo (gelijk, gelijkt, geleek, geleken, geleken)

Conjugaciones de gelijken:

o.t.t.
  1. gelijk
  2. gelijkt
  3. gelijkt
  4. gelijken
  5. gelijken
  6. gelijken
o.v.t.
  1. geleek
  2. geleek
  3. geleek
  4. geleken
  5. geleken
  6. geleken
v.t.t.
  1. heb geleken
  2. hebt geleken
  3. heeft geleken
  4. hebben geleken
  5. hebben geleken
  6. hebben geleken
v.v.t.
  1. had geleken
  2. had geleken
  3. had geleken
  4. hadden geleken
  5. hadden geleken
  6. hadden geleken
o.t.t.t.
  1. zal gelijken
  2. zult gelijken
  3. zal gelijken
  4. zullen gelijken
  5. zullen gelijken
  6. zullen gelijken
o.v.t.t.
  1. zou gelijken
  2. zou gelijken
  3. zou gelijken
  4. zouden gelijken
  5. zouden gelijken
  6. zouden gelijken
diversen
  1. gelijk!
  2. gelijkt!
  3. geleken
  4. gelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze