Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. haar:


Neerlandés

Sinónimos detallados de haar en neerlandés

haar:

haar adj.

  1. haar
    haar

haar [de ~] sustantivo

  1. de haar
    de haar; het hoofdhaar
  2. de haar
    – fijne, buigzame vezels op huid van mensen en dieren 1
    de haar
    – fijne, buigzame vezels op huid van mensen en dieren 1
    • haar [de ~] sustantivo
      • mijn vriend heeft blond haar1

haar

  1. haar
    – bezittelijk, hij is van die vrouw 1
    haar
    – bezittelijk, hij is van die vrouw 1
    • haar
      • is haar auto kapot?1
  2. haar
    – derde persoon enkelvoud, vrouwelijk, object 1
    haar
    – derde persoon enkelvoud, vrouwelijk, object 1
    • haar
      • Heb je Eva gezien? Nee, ik heb haar niet gezien1

Palabras relacionadas con "haar":

  • haren, haartje, haartjes

Definiciones relacionadas de "haar":

  1. bezittelijk, hij is van die vrouw1
    • is haar auto kapot?1
  2. derde persoon enkelvoud, vrouwelijk, object1
    • Heb je Eva gezien? Nee, ik heb haar niet gezien1
  3. fijne, buigzame vezels op huid van mensen en dieren1
    • mijn vriend heeft blond haar1

Sinónimos relacionados de haar