Neerlandés

Sinónimos detallados de inwijden en neerlandés

inwijden:

inwijden verbo (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)

  1. inwijden
    inaugureren; inwijden; plechtig bevestigen; inhuldigen
    • inaugureren verbo (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)
    • inwijden verbo (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)
    • inhuldigen verbo (huldig in, huldigt in, huldigde in, huldigden in, ingehuldigd)
  2. inwijden
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden verbo (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen verbo (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen verbo (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen verbo (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden verbo (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)

Conjugaciones de inwijden:

o.t.t.
  1. wijd in
  2. wijdt in
  3. wijdt in
  4. wijden in
  5. wijden in
o.v.t.
  1. wijdde in
  2. wijdde in
  3. wijdde in
  4. wijdden in
  5. wijdden in
  6. wijdden in
v.t.t.
  1. heb ingewijd
  2. hebt ingewijd
  3. heeft ingewijd
  4. hebben ingewijd
  5. hebben ingewijd
  6. hebben ingewijd
v.v.t.
  1. had ingewijd
  2. had ingewijd
  3. had ingewijd
  4. hadden ingewijd
  5. hadden ingewijd
  6. hadden ingewijd
o.t.t.t.
  1. zal inwijden
  2. zult inwijden
  3. zal inwijden
  4. zullen inwijden
  5. zullen inwijden
  6. zullen inwijden
o.v.t.t.
  1. zou inwijden
  2. zou inwijden
  3. zou inwijden
  4. zouden inwijden
  5. zouden inwijden
  6. zouden inwijden
en verder
  1. ben ingewijd
  2. bent ingewijd
  3. is ingewijd
  4. zijn ingewijd
  5. zijn ingewijd
  6. zijn ingewijd
diversen
  1. wijd in!
  2. wijdt in!
  3. ingewijd
  4. inwijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze