Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. knokken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de knokken en neerlandés

knokken:

knokken verbo (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)

  1. knokken
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten verbo (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien verbo (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken verbo (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren verbo (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen verbo (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten verbo (mat, matte, matten, gemat)
  2. knokken
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden verbo (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten verbo (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten verbo (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken verbo (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)

Conjugaciones de knokken:

o.t.t.
  1. knok
  2. knokt
  3. knokt
  4. knokken
  5. knokken
  6. knokken
o.v.t.
  1. knokte
  2. knokte
  3. knokte
  4. knokten
  5. knokten
  6. knokten
v.t.t.
  1. heb geknokt
  2. hebt geknokt
  3. heeft geknokt
  4. hebben geknokt
  5. hebben geknokt
  6. hebben geknokt
v.v.t.
  1. had geknokt
  2. had geknokt
  3. had geknokt
  4. hadden geknokt
  5. hadden geknokt
  6. hadden geknokt
o.t.t.t.
  1. zal knokken
  2. zult knokken
  3. zal knokken
  4. zullen knokken
  5. zullen knokken
  6. zullen knokken
o.v.t.t.
  1. zou knokken
  2. zou knokken
  3. zou knokken
  4. zouden knokken
  5. zouden knokken
  6. zouden knokken
en verder
  1. is geknokt
diversen
  1. knok!
  2. knokt!
  3. geknokt
  4. knokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze