Neerlandés

Sinónimos detallados de mat en neerlandés

mat:

mat adj.

  1. mat
  2. mat
  3. mat
    mat; flets
  4. mat
    mat; dof; glansloos; beslagen
  5. mat
    mat; dof; flets; niet helder
  6. mat
    soezerig; suf; geesteloos; mat; dof; versuft; daas
  7. mat
  8. mat
    – zonder glans 1
    mat; dof
    – zonder glans 1
    • mat adj.
      • ik laat mijn foto's altijd mat afdrukken1
    • dof adj.
      • de verf is helemaal dof geworden1

mat [de ~ (m)] sustantivo

  1. de mat
    de mat; het matje; de onderlegger; de onderzetter; de placemat; het tafelmatje
  2. de mat
    de gras; de grasmat; de mat
    • gras [de ~] sustantivo
    • grasmat [de ~] sustantivo
    • mat [de ~ (m)] sustantivo
  3. de mat
    de vloermat; de mat

mat [de ~ (m)] sustantivo

  1. de mat
    – rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw 1
    de mat
    – rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw 1
    • mat [de ~ (m)] sustantivo
      • er ligt een dikke mat voor de deur1
  2. de mat
    – stilletjes, niet levendig 1
    de mat
    – stilletjes, niet levendig 1
    • mat [de ~ (m)] sustantivo
      • Bas is zo mat vandaag, hij is vast ziek1

Palabras relacionadas con "mat":


Sinónimos alternativos de "mat":


Antónimos de "mat":


Definiciones relacionadas de "mat":

  1. zonder glans1
    • ik laat mijn foto's altijd mat afdrukken1
  2. rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw1
    • er ligt een dikke mat voor de deur1
  3. stilletjes, niet levendig1
    • Bas is zo mat vandaag, hij is vast ziek1

meten:

meten verbo (meet, mat, maten, gemeten)

  1. meten
    meten; peilen; diepte bepalen; opmeten
    • meten verbo (meet, mat, maten, gemeten)
    • peilen verbo (peil, peilt, peilde, peilden, gepeild)
    • opmeten verbo (meet op, mat op, maten op, opgemeten)
  2. meten
    – bepalen hoe groot of lang of breed iets is 1
    meten
    – bepalen hoe groot of lang of breed iets is 1
    • meten verbo (meet, mat, maten, gemeten)
      • we meten de lengte van de gordijnen1

Conjugaciones de meten:

o.t.t.
  1. meet
  2. meet
  3. meet
  4. meten
  5. meten
  6. meten
o.v.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. maten
  5. maten
  6. maten
v.t.t.
  1. heb gemeten
  2. hebt gemeten
  3. heeft gemeten
  4. hebben gemeten
  5. hebben gemeten
  6. hebben gemeten
v.v.t.
  1. had gemeten
  2. had gemeten
  3. had gemeten
  4. hadden gemeten
  5. hadden gemeten
  6. hadden gemeten
o.t.t.t.
  1. zal meten
  2. zult meten
  3. zal meten
  4. zullen meten
  5. zullen meten
  6. zullen meten
o.v.t.t.
  1. zou meten
  2. zou meten
  3. zou meten
  4. zouden meten
  5. zouden meten
  6. zouden meten
diversen
  1. meet!
  2. meet!
  3. gemeten
  4. metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "meten":


Definiciones relacionadas de "meten":

  1. bepalen hoe groot of lang of breed iets is1
    • we meten de lengte van de gordijnen1

matten:

matten verbo (mat, matte, matten, gemat)

  1. matten
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden verbo (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten verbo (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten verbo (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken verbo (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  2. matten
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten verbo (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien verbo (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken verbo (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren verbo (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen verbo (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten verbo (mat, matte, matten, gemat)

Conjugaciones de matten:

o.t.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. matten
  5. matten
  6. matten
o.v.t.
  1. matte
  2. matte
  3. matte
  4. matten
  5. matten
  6. matten
v.t.t.
  1. heb gemat
  2. hebt gemat
  3. heeft gemat
  4. hebben gemat
  5. hebben gemat
  6. hebben gemat
v.v.t.
  1. had gemat
  2. had gemat
  3. had gemat
  4. hadden gemat
  5. hadden gemat
  6. hadden gemat
o.t.t.t.
  1. zal matten
  2. zult matten
  3. zal matten
  4. zullen matten
  5. zullen matten
  6. zullen matten
o.v.t.t.
  1. zou matten
  2. zou matten
  3. zou matten
  4. zouden matten
  5. zouden matten
  6. zouden matten
en verder
  1. is gemat
  2. zijn gemat
diversen
  1. mat!
  2. mat!
  3. gemat
  4. mattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "matten":