Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. ontkoppelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de ontkoppelen en neerlandés

ontkoppelen:

ontkoppelen verbo (ontkoppel, ontkoppelt, ontkoppelde, ontkoppelden, ontkoppeld)

  1. ontkoppelen
    debrayeren; ontkoppelen
    • debrayeren verbo (debrayeer, debrayeert, debrayeerde, debrayeerden, gedebrayeerd)
    • ontkoppelen verbo (ontkoppel, ontkoppelt, ontkoppelde, ontkoppelden, ontkoppeld)
  2. ontkoppelen
    ontkoppelen
    • ontkoppelen verbo (ontkoppel, ontkoppelt, ontkoppelde, ontkoppelden, ontkoppeld)

Conjugaciones de ontkoppelen:

o.t.t.
  1. ontkoppel
  2. ontkoppelt
  3. ontkoppelt
  4. ontkoppelen
  5. ontkoppelen
  6. ontkoppelen
o.v.t.
  1. ontkoppelde
  2. ontkoppelde
  3. ontkoppelde
  4. ontkoppelden
  5. ontkoppelden
  6. ontkoppelden
v.t.t.
  1. heb ontkoppeld
  2. hebt ontkoppeld
  3. heeft ontkoppeld
  4. hebben ontkoppeld
  5. hebben ontkoppeld
  6. hebben ontkoppeld
v.v.t.
  1. had ontkoppeld
  2. had ontkoppeld
  3. had ontkoppeld
  4. hadden ontkoppeld
  5. hadden ontkoppeld
  6. hadden ontkoppeld
o.t.t.t.
  1. zal ontkoppelen
  2. zult ontkoppelen
  3. zal ontkoppelen
  4. zullen ontkoppelen
  5. zullen ontkoppelen
  6. zullen ontkoppelen
o.v.t.t.
  1. zou ontkoppelen
  2. zou ontkoppelen
  3. zou ontkoppelen
  4. zouden ontkoppelen
  5. zouden ontkoppelen
  6. zouden ontkoppelen
en verder
  1. ben ontkoppeld
  2. bent ontkoppeld
  3. is ontkoppeld
  4. zijn ontkoppeld
  5. zijn ontkoppeld
  6. zijn ontkoppeld
diversen
  1. ontkoppel!
  2. ontkoppelt!
  3. ontkoppeld
  4. ontkoppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze