Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. opdelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de opdelen en neerlandés

opdelen:

opdelen verbo (deel op, deelt op, deelde op, deelden op, opgedeeld)

  1. opdelen
    splitsen; delen; opsplitsen; opdelen
    • splitsen verbo (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • delen verbo (deel, deelt, deelde, deelden, gedeeld)
    • opsplitsen verbo (splits op, splitst op, splitste op, splitsten op, opgesplitst)
    • opdelen verbo (deel op, deelt op, deelde op, deelden op, opgedeeld)

Conjugaciones de opdelen:

o.t.t.
  1. deel op
  2. deelt op
  3. deelt op
  4. delen op
  5. delen op
  6. delen op
o.v.t.
  1. deelde op
  2. deelde op
  3. deelde op
  4. deelden op
  5. deelden op
  6. deelden op
v.t.t.
  1. heb opgedeeld
  2. hebt opgedeeld
  3. heeft opgedeeld
  4. hebben opgedeeld
  5. hebben opgedeeld
  6. hebben opgedeeld
v.v.t.
  1. had opgedeeld
  2. had opgedeeld
  3. had opgedeeld
  4. hadden opgedeeld
  5. hadden opgedeeld
  6. hadden opgedeeld
o.t.t.t.
  1. zal opdelen
  2. zult opdelen
  3. zal opdelen
  4. zullen opdelen
  5. zullen opdelen
  6. zullen opdelen
o.v.t.t.
  1. zou opdelen
  2. zou opdelen
  3. zou opdelen
  4. zouden opdelen
  5. zouden opdelen
  6. zouden opdelen
en verder
  1. is opgedeeld
  2. zijn opgedeeld
diversen
  1. deel op!
  2. deelt op!
  3. opgedeeld
  4. opdelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze