Neerlandés

Sinónimos detallados de ouder en neerlandés

ouder:

ouder [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ouder
    – vader of moeder 1
    de ouder
    – vader of moeder 1
    • ouder [de ~ (m)] sustantivo
      • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1
  2. de ouder
    – vader of moeder 1
    de vader
    • vader [de ~ (m)] sustantivo
    de ouder
    – vader of moeder 1
    • ouder [de ~ (m)] sustantivo
      • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1
  3. de ouder
    – vader of moeder 1
    de moeder
    – vrouw die een of meer kinderen gekregen heeft 1
    • moeder [de ~ (v)] sustantivo
      • dag kind, is je moeder thuis?1
    de ouder
    – vader of moeder 1
    • ouder [de ~ (m)] sustantivo
      • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1

ouder adj.

  1. ouder
    ouder

Palabras relacionadas con "ouder":


Definiciones relacionadas de "ouder":

  1. vader of moeder1
    • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1

ouder forma de oud:

oud adj.

  1. oud
    oud; bejaard
  2. oud
    antiek; oud; ouderwets
  3. oud
  4. oud
  5. oud
    – lang geleden geplukt of gemaakt 1
    oud; muf
    – lang geleden geplukt of gemaakt 1
    • oud adj.
      • dit brood lust ik niet, het is te oud1
    • muf adj.
      • deze noten smaken muf1
  6. oud
    – wie of wat al lang bestaat 1
    oud
    – wie of wat al lang bestaat 1
    • oud adj.
      • mij opa is 90, dat is heel oud1

Palabras relacionadas con "oud":


Sinónimos alternativos de "oud":


Antónimos de "oud":


Definiciones relacionadas de "oud":

  1. lang geleden geplukt of gemaakt1
    • dit brood lust ik niet, het is te oud1
  2. wie of wat al lang bestaat1
    • mij opa is 90, dat is heel oud1

Sinónimos relacionados de ouder