Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. pastoor:


Neerlandés

Sinónimos detallados de pastoor en neerlandés

pastoor:

pastoor [de ~ (m)] sustantivo

  1. de pastoor
    de pastoor; geestelijk herder; de hoeder
  2. de pastoor
    – leider van groep gelovigen in katholieke kerk 1
    de pastoor
    – leider van groep gelovigen in katholieke kerk 1
    • pastoor [de ~ (m)] sustantivo
      • hoe heet de pastoor van deze kerk?1

Palabras relacionadas con "pastoor":

  • pastoors, pastoortje, pastoortjes

Definiciones relacionadas de "pastoor":

  1. leider van groep gelovigen in katholieke kerk1
    • hoe heet de pastoor van deze kerk?1

Sinónimos relacionados de pastoor