Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de por en neerlandés

por:

por [de ~ (m)] sustantivo

  1. de por
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] sustantivo
    • zet [de ~ (m)] sustantivo
    • por [de ~ (m)] sustantivo
    • duwtje [het ~] sustantivo
    • duw [de ~ (m)] sustantivo
    • stootje [het ~] sustantivo

Palabras relacionadas con "por":


porren:

porren verbo (por, port, porde, porden, gepord)

  1. porren
    porren; stoten; een por geven
  2. porren
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen verbo (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen verbo (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten verbo (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren verbo (por, port, porde, porden, gepord)

Conjugaciones de porren:

o.t.t.
  1. por
  2. port
  3. port
  4. porren
  5. porren
  6. porren
o.v.t.
  1. porde
  2. porde
  3. porde
  4. porden
  5. porden
  6. porden
v.t.t.
  1. heb gepord
  2. hebt gepord
  3. heeft gepord
  4. hebben gepord
  5. hebben gepord
  6. hebben gepord
v.v.t.
  1. had gepord
  2. had gepord
  3. had gepord
  4. hadden gepord
  5. hadden gepord
  6. hadden gepord
o.t.t.t.
  1. zal porren
  2. zult porren
  3. zal porren
  4. zullen porren
  5. zullen porren
  6. zullen porren
o.v.t.t.
  1. zou porren
  2. zou porren
  3. zou porren
  4. zouden porren
  5. zouden porren
  6. zouden porren
en verder
  1. ben gepord
  2. bent gepord
  3. is gepord
  4. zijn gepord
  5. zijn gepord
  6. zijn gepord
diversen
  1. por!
  2. port!
  3. gepord
  4. porrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

porren [het ~] sustantivo

  1. het porren
    het porren; aanstoten

Palabras relacionadas con "porren":


Sinónimos relacionados de por